ECLI:NL:RVS:2024:3495

Raad van State

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
28 augustus 2024
Zaaknummer
202105534/1/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen saneringsplan geluid spoor Vught

Op 12 juli 2021 heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat het saneringsplan "MJPG-Vught" vastgesteld, dat maatregelen bevat om de geluidsoverlast van een deel van het spoor in Vught te verminderen. Dit plan omvat bron- en afschermende maatregelen en heeft geleid tot een verlaging van de geluidproductieplafonds op referentiepunten langs het spoor. Appellant A en appellant B, bewoners van Vught nabij het spoor, hebben beroep ingesteld tegen dit besluit, omdat zij van mening zijn dat de genomen maatregelen onvoldoende zijn om de geluidsoverlast bij hun woning te reduceren. De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is op 14 augustus 2024 ter zitting behandeld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de appellanten niet tijdig toegang hebben gekregen tot het rekenmodel dat gebruikt is voor het akoestisch onderzoek, maar dat dit hen niet heeft belet om hun bezwaren te formuleren. De appellanten hebben ook aangevoerd dat hun woning ten onrechte niet als saneringsobject is aangemerkt, maar de Afdeling oordeelt dat de woning niet voldoet aan de criteria voor saneringsobjecten zoals vastgelegd in de Wet milieubeheer. De appellanten hebben verder betoogd dat de wettelijke normen voor geluidsbelasting onvoldoende bescherming bieden en dat er voor relatief lage kosten maatregelen mogelijk zijn die niet in het saneringsplan zijn opgenomen. De Afdeling concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.

Uitspraak

202105534/1/R4.
Datum uitspraak: 28 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], wonend in Vught,
en
de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, thans: de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 12 juli 2021 heeft de staatssecretaris het saneringsplan "MJPG-Vught" vastgesteld en een aantal geluidproductieplafonds verlaagd.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 augustus 2024, waar de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. D. Tieleman en G.J. Dijkgraaf, is verschenen. Ook ProRail, vertegenwoordigd door [gemachtigde], is ter zitting als partij verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Aanvullingswet geluid Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 3.3, tweede lid, aanhef en onder a en c, van de Aanvullingswet geluid Omgevingswet blijft hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer van toepassing op een op grond van artikel 11.56, eerste lid, van de Wet milieubeheer ingediend verzoek tot vaststelling van een saneringsplan totdat dit saneringsplan onherroepelijk is en op een op grond van artikel 11.63, eerste lid, van de Wet milieubeheer ingediend verzoek tot verlaging van geluidproductieplafonds totdat deze verlaging onherroepelijk is.
Dat betekent dat in dit geval hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het saneringsplan heeft betrekking op het geluid van een deel van het spoor in Vught. Het saneringsplan bevat bronmaatregelen en afschermende maatregelen om dat geluid te verminderen. Als gevolg hiervan zijn ook de geluidproductieplafonds op referentiepunten langs het spoor verlaagd.
[appellant A] en [appellant B] wonen aan de [locatie] in Vught, op korte afstand van het spoor waarover het saneringsplan gaat. Zij zijn het niet eens met het besluit, omdat zij vinden dat er te weinig maatregelen worden getroffen om het geluid bij hun woning te verminderen.
3.       De relevante wetgeving staat in de bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Bespreking beroepsgronden
4.       [appellant A] en [appellant B] voeren aan dat het rekenmodel dat is gebruikt voor het akoestisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan het saneringsplan niet tijdig beschikbaar is gemaakt. Zij bestrijden dat, zoals in de Nota van Antwoord in reactie op hun zienswijze tegen het ontwerpbesluit is vermeld, het rekenmodel op 15 maart 2021 ter beschikking is gesteld. Volgens hen hebben zij het rekenmodel pas op 26 juli 2021 ontvangen.
4.1.    Ook als ervan wordt uitgegaan dat [appellant A] en [appellant B] het rekenmodel pas op 26 juli 2021 hebben ontvangen, hebben zij tijdens deze beroepsprocedure ruim de tijd gehad om aan de hand van het rekenmodel het akoestisch onderzoek te (laten) controleren en daar zo nodig kritiek op uit te oefenen. Dat heeft niet geleid tot een inhoudelijke betwisting van het akoestisch onderzoek. Hun betoog geeft dan ook geen grond voor het oordeel dat op dit punt een gebrek kleeft aan het besluit.
Het betoog faalt.
5.       [appellant A] en [appellant B] voeren aan dat de staatssecretaris hun woning ten onrechte niet als saneringsobject heeft aangemerkt. Volgens hen zou hun woning een saneringsobject "categorie C" moeten zijn, omdat het om een van de zogeheten "grote groeigevallen" zou gaan. Dan gaat het om die gevallen waar de geluidsbelasting van een woning vanwege een spoorweg met meer dan 5 dB is toegenomen sinds 1987 en tot meer dan 60 dB (bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds).
5.1.    In artikel 11.57, eerste lid, van de Wet milieubeheer is geregeld wanneer een woning of ander geluidsgevoelig object een saneringsobject is. Wil onderdeel c van dat artikellid van toepassing kunnen zijn op een woning, dan moet het gaan om een woning die geluidsbelasting ondervindt van een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen deel van een spoorweg. Die aanwijzing heeft plaatsgevonden in bijlage 4 van het Besluit geluid milieubeheer. Het spoor tussen Vught en Boxtel, waarlangs de woning van [appellant A] en [appellant B] ligt, komt in die bijlage niet voor. Dit wordt bevestigd in het verweerschrift. Dat betekent dat hun woning geen saneringsobject als bedoeld in artikel 11.57, eerste lid, aanhef en onder c, is. Dat in de jaren dat [appellant A] en [appellant B] er wonen volgens hen het geluid fors is toegenomen, is niet genoeg. Je hebt pas aanspraak op de regeling van onderdeel c als het traject vanwege zo’n toename van het geluid is aangewezen in de algemene maatregel van bestuur. Het standpunt van de staatssecretaris dat de geluidsbelasting van het spoor ter plaatse van hun woning bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds niet hoger is dan 65 dB, maakt dat het ook niet kan gaan om een saneringsobject als bedoeld in artikel 11.57, eerste lid, aanhef en onder a of b. Dat standpunt hebben [appellant A] en [appellant B] verder niet bestreden.
Het betoog faalt.
6.       [appellant A] en [appellant B] voeren aan dat de wettelijke normen voor geluidsbelasting van spoorwegen onvoldoende bescherming bieden. Volgens hen zijn deze normen niet in overeenstemming met adviezen van de WHO en met Europese richtlijnen.
6.1.    De staatssecretaris was verplicht om het besluit te nemen overeenkomstig de bij en krachtens hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer gestelde regels voor de vaststelling van saneringsplannen en het in samenhang daarmee verlagen van geluidproductieplafonds. De niet-bindende adviezen van de WHO over geluid kunnen geen grond zijn om van die wettelijke regels af te wijken. Hun stelling dat er sprake zou zijn van strijd met Europese richtlijnen hebben [appellant A] en [appellant B] in het geheel niet geconcretiseerd. Er is dan ook geen grond voor het oordeel dat het besluit is genomen in strijd met Europees recht.
Het betoog faalt.
7.       [appellant A] en [appellant B] voeren aan dat er voor relatief lage kosten raildempers langs het spoor ter hoogte van hun woning zouden kunnen worden aangebracht, met een aanzienlijke geluidsreductie. Zij vinden het onjuist dat het saneringsplan daar niet in voorziet.
7.1.    Uit artikel 11.59 van de Wet milieubeheer volgt dat alleen saneringsobjecten betrokken kunnen worden bij de beoordeling welke maatregelen opgenomen moeten worden in een saneringsplan. Doel van het saneringsplan is blijkens artikel 11.59 namelijk (uitsluitend) het verminderen van de geluidsbelasting bij saneringsobjecten. Zoals hiervoor is vastgesteld, is de woning van [appellant A] en [appellant B] geen saneringsobject. Zelfs als er, zoals zij stellen, voor relatief lage kosten maatregelen mogelijk zijn met een aanzienlijke geluidsreductie bij hun woning, kon de staatssecretaris die maatregelen niet om die reden opnemen in het saneringsplan.
Het betoog faalt.
8.       [appellant A] en [appellant B] doen een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Volgens hen worden bij andere woningen in Vught ‘bovenwettelijke’ maatregelen getroffen om het geluid van het spoor te verminderen en had dit daarom ook bij hun woning moeten gebeuren. Zij noemen in dit verband woningen in Klein Brabant, waar door de gemeente Vught maatregelen worden gefinancierd om een verdergaande geluidsreductie te bereiken dan vereist op grond van de saneringsregeling in hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer.
8.1.    Zoals hiervoor is overwogen, is de woning van [appellant A] en [appellant B] geen saneringsobject en kan die woning daarom niet worden betrokken bij de beoordeling welke maatregelen in het saneringsplan moesten worden opgenomen. Dit maakt hun situatie ook anders dan de door hen genoemde woningen in Klein Brabant, waarbij het wel gaat om saneringsobjecten. Alleen al daarom kunnen zij niet met succes een beroep doen op het gelijkheidsbeginsel.
Het betoog faalt.
Conclusie
9.       Het beroep is ongegrond.
10.     De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. G.O. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.P.J.M. van Grinsven, griffier.
w.g. Minderhoud
voorzitter
w.g. Van Grinsven
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2024
687
Bijlage
Wet milieubeheer
Artikel 11.29
1. Bij de voorbereiding van een besluit omtrent het vaststellen of wijzigen van een geluidproductieplafond neemt Onze Minister een geluidbeperkende maatregel niet in aanmerking, indien het treffen daarvan:
a. financieel niet doelmatig is met betrekking tot het beperken van de geluidsbelasting van een of meer geluidsgevoelige objecten, dan wel
b. stuit op overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard.
2. Het eerste lid, aanhef en onder a, is niet van toepassing, indien de beheerder Onze Minister uitdrukkelijk verzoekt om bij de besluitvorming rekening te houden met een door hem voorgestelde financieel niet doelmatige geluidbeperkende maatregel.
3. Op uitdrukkelijk verzoek van de beheerder houdt Onze Minister bij de voorbereiding van een besluit omtrent het vaststellen of wijzigen van een geluidproductieplafond rekening met een door de beheerder voorgestelde maatregel die niet is aangewezen als geluidbeperkende maatregel.
4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld voor de toepassing van het criterium, bedoeld in het eerste lid, onder a.
Artikel 11.57
1. Saneringsobjecten zijn geluidsgevoelige objecten die vallen onder een of meer van de volgende categorieën:
a. woningen en andere geluidsgevoelige objecten langs wegen en spoorwegen die op de geluidplafondkaart zijn aangegeven, die op grond van artikel 88 van de Wet geluidhinder, zoals dat luidde voor 1 januari 2007, of artikel 4.17 van het Besluit geluidhinder bij Onze Minister tijdig zijn gemeld, voor zover deze nog niet zijn gesaneerd, en de geluidsbelasting bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds hoger is dan 60 dB als het een weg betreft of 65 dB als het een spoorweg betreft,
b. woningen alsmede in een bestemmingsplan opgenomen ligplaatsen voor woonschepen en standplaatsen voor woonwagens, waarvan de geluidsbelasting vanwege een in artikel 11.56 bedoelde weg of spoorweg bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds hoger is dan 65 dB als het een weg betreft of 70 dB als het een spoorweg betreft,
c. woningen alsmede in een bestemmingsplan opgenomen ligplaatsen voor woonschepen en standplaatsen voor woonwagens, waarvan de geluidsbelasting vanwege bij algemene maatregel van bestuur genoemde delen van wegen of spoorwegen bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds hoger is dan 55 dB als het een weg betreft of 60 dB als het een spoorweg betreft.
[…]
Artikel 11.59
1. Een saneringsplan bevat voor saneringsobjecten de maatregelen die met overeenkomstige toepassing van artikel 11.29 in aanmerking zijn genomen om de geluidsbelasting vanwege de desbetreffende weg of spoorweg bij volledige benutting van de geluidproductieplafonds op de gevel van de saneringsobjecten te beperken tot de streefwaarde van 60 dB als het een weg betreft of 65 dB als het een spoorweg betreft.
2. In afwijking van het eerste lid bevat een saneringsplan de maatregelen die met overeenkomstige toepassing van artikel 11.29 in aanmerking zijn genomen om de geluidsbelasting vanwege de desbetreffende weg of spoorweg op de gevel van de saneringsobjecten die voldoen aan artikel 11.57, eerste lid, onder c, met minimaal 5 dB te reduceren, tenzij toepassing van het eerste lid leidt tot een lagere geluidsbelasting.
3. Een saneringsplan kan voor saneringsobjecten voorts andere in aanmerking komende saneringsmaatregelen bevatten.