ECLI:NL:RVS:2024:3528
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Verheij
- Pieters
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraken voorzieningenrechter over omgevingsvergunningen aan Patrizia Den Haag 3 Coöperatief
In deze zaak gaat het om hoger beroepen tegen uitspraken van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag, die betrekking hebben op omgevingsvergunningen verleend aan Patrizia Den Haag 3 Coöperatief. De omgevingsvergunningen zijn verleend op 21 december 2020 en 25 oktober 2021, en zijn bij besluiten van 5 augustus 2021 in stand gebleven. De appellanten, waaronder Stichting Historisch Erfgoed, Vastcon Vastgoed B.V. en Stichting Vastgoed Pensioen, hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de voorzieningenrechter van 24 november 2021 in de zaken nrs. 21/5837, 21/7149 en 21/7150. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 26 augustus 2024 uitspraak gedaan.
De Afdeling verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de hoger beroepen tegen de uitspraken van de voorzieningenrechter in de zaken nrs. 21/7149 en 21/7150, omdat hiertegen geen hoger beroep openstaat volgens artikel 8:104 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarnaast verklaart de Afdeling het hoger beroep van Stichting Historisch Erfgoed, Vastcon Vastgoed B.V. en Stichting Vastgoed Pensioen, en het hoger beroep van [appellant B] niet-ontvankelijk, omdat zij geen beroep hebben ingesteld tegen het besluit op bezwaar van 5 augustus 2021. De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak van de rechtbank, waarbij is geoordeeld dat [appellant A] geen belanghebbende is bij het besluit van 21 december 2020, gezien de afstand van ongeveer 110 meter tussen haar woning en het perceel waarop het bouwplan betrekking heeft.
De proceskosten worden niet vergoed door het college, wat betekent dat de appellanten de kosten van de procedure zelf moeten dragen. De uitspraak is gedaan door de enkelvoudige kamer, waarbij Verheij als lid en Pieters als griffier hebben gefungeerd.