ECLI:NL:RVS:2024:3534

Raad van State

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
29 augustus 2024
Zaaknummer
202405109/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking verblijfsvergunningen vreemdelingen en hoger beroep

Op 29 augustus 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van vreemdelingen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdelingen, A. [vreemdeling 1] en A. [vreemdeling 2], hebben hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 17 juli 2024, waarin hun beroep tegen de intrekking van hun verblijfsvergunningen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond werd verklaard. De staatssecretaris had op 24 november 2022 besloten om de aan de vreemdelingen verleende verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde tijd in te trekken. Dit besluit werd door de staatssecretaris op 9 juli 2023 bevestigd, waarbij het bezwaar van de vreemdelingen ongegrond werd verklaard.

In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat het hoger beroep zich niet richtte tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdelingen niet hebben uitgelegd waarom zij de uitspraak onjuist achten. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, zoals bepaald in artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000. De Raad van State heeft het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden, aangezien het hoger beroep niet ontvankelijk is verklaard.

De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 augustus 2024.

Uitspraak

202405109/1/V3.
Datum uitspraak: 29 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
A.      [vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], mede voor hun minderjarige kind,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 17 juli 2024 in zaak nr. 23/8340 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 24 november 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aan de vreemdelingen verleende verblijfsvergunningen regulier voor bepaalde tijd ingetrokken.
Bij besluit van 9 juli 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdelingen leggen namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hen niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Buntjer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 augustus 2024
962