ECLI:NL:RVS:2024:3548

Raad van State

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
202405023/2/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen beslissingen van het College van Bestuur van de TU Delft met betrekking tot klachten en wrakingsverzoeken

In deze zaak heeft [verzoeker] een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening tegen beslissingen van het College van Bestuur (CvB) van de Technische Universiteit Delft. Het CvB heeft op 21 mei 2024 aan [verzoeker] meegedeeld dat klachten die vanaf 24 april 2024 worden ontvangen niet langer in behandeling worden genomen. Dit besluit volgde op een reeks van klachten en wrakingsverzoeken die [verzoeker] sinds 2022 had ingediend, waarin hij stelde dat medewerkers van de TU Delft zich schuldig hadden gemaakt aan ongewenste gedragingen en ernstige integriteitsschendingen. Het CvB heeft alle klachten ongegrond verklaard en de wrakingsverzoeken afgewezen, met de motivatie dat het herstel van vertrouwen niet te verwachten viel en dat [verzoeker] het klachtrecht zou hebben misbruikt.

[verzoeker] heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissingen van het CvB en verzocht om een spoedbehandeling van zijn beroep. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 29 augustus 2024, waar [verzoeker] aanwezig was en het CvB vertegenwoordigd werd door mr. M. van Leerdam en mr. I.A. Hoen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was, aangezien [verzoeker] al andere beroepsprocedures had lopen die geen urgentie met zich meebrachten. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met als conclusie dat de beslissingen van het CvB standhouden.

Uitspraak

202405023/2/A2.
Datum uitspraak: 30 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het beroep van:
[verzoeker], wonend in [woonplaats],
verzoeker,
en
het College van Bestuur van de Technische Universiteit Delft respectievelijk de TU Delft.
Procesverloop
Bij beslissing van 21 mei 2024 heeft het CvB aan [verzoeker] gemeld dat klachten die vanaf 24 april 2024 worden ontvangen niet langer in behandeling worden genomen.
Bij beslissing van 12 juni 2024 heeft het CvB aan [verzoeker] gemeld dat de vier verschillende door hem ingediende wrakingsverzoeken niet in behandeling worden genomen.
Bij beslissing van 17 juni 2024 heeft het CvB, onder verwijzing naar de beslissing van 21 mei 2024, aan [verzoeker] gemeld dat dat de door hem na 24 april 2024 ingediende klachten niet in behandeling worden genomen.
[verzoeker] heeft tegen deze beslissingen bezwaar gemaakt en het CvB verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het CvB heeft hiermee ingestemd en de bezwaarschriften met toepassing van artikel 7:1a, vijfde lid, van de Awb doorgezonden naar de Afdeling ter behandeling als beroepschrift.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het CvB heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 29 augustus 2024, waar [verzoeker] is verschenen. Het CvB, vertegenwoordigd door mr. M. van Leerdam, bijgestaan door mr. I.A. Hoen, advocaat te Leiden, heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
Overwegingen
Inleiding
1.       [verzoeker] heeft vanaf 2022 vele klachten en wrakingsverzoeken ingediend tegen medewerkers van de TU Delft op de grond dat deze ongewenste gedragingen en aanhoudende ernstige integriteitsschendingen zouden hebben begaan. Het CvB heeft in de bestreden beslissingen besloten om de klachten en wrakingsverzoeken van [verzoeker] die zijn ingediend vanaf 24 april 2024 niet langer in behandeling te nemen. Daaraan heeft het CvB ten grondslag gelegd dat alle klachten ongegrond zijn verklaard en de wrakingsverzoeken zijn afgewezen. Het CvB heeft zich op het standpunt gesteld dat niet de verwachting is dat het doel van de klachtbehandeling, namelijk het herstel van vertrouwen, zal worden bereikt. Daarnaast heeft het CvB zich op het standpunt gesteld dat [verzoeker] het klachtrecht heeft misbruikt en ook hierin aanleiding moet worden gevonden om de klachten niet meer in behandeling te nemen.
Het verzoek en de beoordeling daarvan
2.       [verzoeker] verzoekt de Afdeling in deze procedure om een spoedbehandeling van zijn beroep tegen de beslissingen van 21 mei 2024, 12 juni 2024 en 17 juni 2024.
3.       De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang ontbreekt. [verzoeker] heeft beroepsprocedures aanhangig over onder meer een aan hem opgelegd gebouwverbod en de beëindiging van zijn inschrijving aan de TU Delft. Deze procedures leveren hem, zoals hij ter zitting ook heeft erkend, geen spoedeisend belang op in deze procedure, ook al vertonen deze procedures onderlinge samenhang.
4.       Het verzoek moet worden afgewezen.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Drop
voorzieningenrechter
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2024
705-1129