202405023/2/A2.
Datum uitspraak: 30 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het beroep van:
[verzoeker], wonend in [woonplaats],
verzoeker,
en
het College van Bestuur van de Technische Universiteit Delft respectievelijk de TU Delft.
Procesverloop
Bij beslissing van 21 mei 2024 heeft het CvB aan [verzoeker] gemeld dat klachten die vanaf 24 april 2024 worden ontvangen niet langer in behandeling worden genomen.
Bij beslissing van 12 juni 2024 heeft het CvB aan [verzoeker] gemeld dat de vier verschillende door hem ingediende wrakingsverzoeken niet in behandeling worden genomen.
Bij beslissing van 17 juni 2024 heeft het CvB, onder verwijzing naar de beslissing van 21 mei 2024, aan [verzoeker] gemeld dat dat de door hem na 24 april 2024 ingediende klachten niet in behandeling worden genomen.
[verzoeker] heeft tegen deze beslissingen bezwaar gemaakt en het CvB verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter als bedoeld in artikel 7:1a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het CvB heeft hiermee ingestemd en de bezwaarschriften met toepassing van artikel 7:1a, vijfde lid, van de Awb doorgezonden naar de Afdeling ter behandeling als beroepschrift.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het CvB heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 29 augustus 2024, waar [verzoeker] is verschenen. Het CvB, vertegenwoordigd door mr. M. van Leerdam, bijgestaan door mr. I.A. Hoen, advocaat te Leiden, heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.
Overwegingen
Inleiding
1. [verzoeker] heeft vanaf 2022 vele klachten en wrakingsverzoeken ingediend tegen medewerkers van de TU Delft op de grond dat deze ongewenste gedragingen en aanhoudende ernstige integriteitsschendingen zouden hebben begaan. Het CvB heeft in de bestreden beslissingen besloten om de klachten en wrakingsverzoeken van [verzoeker] die zijn ingediend vanaf 24 april 2024 niet langer in behandeling te nemen. Daaraan heeft het CvB ten grondslag gelegd dat alle klachten ongegrond zijn verklaard en de wrakingsverzoeken zijn afgewezen. Het CvB heeft zich op het standpunt gesteld dat niet de verwachting is dat het doel van de klachtbehandeling, namelijk het herstel van vertrouwen, zal worden bereikt. Daarnaast heeft het CvB zich op het standpunt gesteld dat [verzoeker] het klachtrecht heeft misbruikt en ook hierin aanleiding moet worden gevonden om de klachten niet meer in behandeling te nemen.
Het verzoek en de beoordeling daarvan
2. [verzoeker] verzoekt de Afdeling in deze procedure om een spoedbehandeling van zijn beroep tegen de beslissingen van 21 mei 2024, 12 juni 2024 en 17 juni 2024.
3. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het spoedeisend belang ontbreekt. [verzoeker] heeft beroepsprocedures aanhangig over onder meer een aan hem opgelegd gebouwverbod en de beëindiging van zijn inschrijving aan de TU Delft. Deze procedures leveren hem, zoals hij ter zitting ook heeft erkend, geen spoedeisend belang op in deze procedure, ook al vertonen deze procedures onderlinge samenhang.
4. Het verzoek moet worden afgewezen.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Rijsdijk, griffier.
w.g. Drop
voorzieningenrechter
w.g. Rijsdijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 augustus 2024
705-1129