ECLI:NL:RVS:2024:3628

Raad van State

Datum uitspraak
6 september 2024
Publicatiedatum
6 september 2024
Zaaknummer
202405347/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende verblijfsvergunning

Op 6 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Asiel en Migratie een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 26 juli 2024 het beroep van vier vreemdelingen gegrond had verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit op bezwaar te nemen. De vreemdelingen hadden in 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, welke was afgewezen. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd in januari 2023 ongegrond verklaard door de staatssecretaris.

De minister verzocht de voorzieningenrechter om de uitspraak van de rechtbank niet uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep had beslist. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de aangevoerde argumenten, het niet aannemelijk is dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom heeft hij besloten om de voorlopige voorziening te treffen, wat betekent dat de minister geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat er een beslissing is genomen over het hoger beroep.

De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze beslissing is genomen in het belang van zowel de minister als de vreemdelingen, waarbij de belangen van beide partijen zijn afgewogen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 6 september 2024.

Uitspraak

202405347/2/V1.
Datum uitspraak: 6 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 juli 2024 in zaak nr. NL23.2032 in het geding tussen:
[vreemdeling 1], [vreemdeling 2], [vreemdeling 3] en [vreemdeling 4]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 30 oktober 2019 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 19 januari 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdelingen hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk dat de uitspraak van de rechtbank in stand blijft. Daarom en gelet op de belangen die de minister en de vreemdelingen naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Jongeneel, griffier.
w.g. Wissels
voorzieningenrechter
w.g. Jongeneel
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 september 2024
958