ECLI:NL:RVS:2024:3691

Raad van State

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
12 september 2024
Zaaknummer
202402132/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Utrechtseweg 2-4 Amersfoort en de bouw van gebouw SAM

Op 13 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Utrechtseweg 2-4" in Amersfoort. Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Amersfoort op 27 februari 2024, voorziet in de bouw van het gebouw SAM, dat 16 bovengrondse bouwlagen zal tellen en een maximale hoogte van ongeveer 50 meter zal hebben. De locatie ligt op de hoek van de Utrechtseweg en de Stadsring, nabij de binnenstad van Amersfoort. Flehite en andere, die zich verzetten tegen het plan, stellen dat het in strijd is met de Hoogbouwvisie Amersfoort, omdat het zicht op de Onze Lieve Vrouwe toren (OLV toren) als herkenningspunt vanaf belangrijke aanrijroutes moet worden behouden.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan de belangen voldoende heeft afgewogen en dat het plan niet in strijd is met de Hoogbouwvisie. De voorzieningenrechter concludeerde dat het gebouw SAM het zicht op de OLV toren niet op onaanvaardbare wijze zal belemmeren en dat de raad zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het gebouw aansluit op de bestaande bebouwing. De voorzieningenrechter heeft ook het alternatieve plan van Flehite en andere niet als gelijkwaardig beoordeeld, omdat het niet voldoende zekerheid biedt voor de ontwikkeling van het gebied.

De uitspraak benadrukt het belang van een goede ruimtelijke ordening en de noodzaak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met zowel de historische als de huidige context van de omgeving. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de rechtmatigheid van de besluiten van de raad en het college, en heeft de proceskosten niet toegewezen aan de verzoekers.

Uitspraak

202402132/2/R4.
Datum uitspraak: 13 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
Oudheidkundige Vereniging Flehite, gevestigd in Amersfoort, en andere (hierna: Flehite en andere),
verzoekers,
en
1.       de raad van de gemeente Amersfoort (hierna: de raad),
2.       het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort (hierna: het college),
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 27 februari 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Utrechtseweg 2-4" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld.
Bij besluit van 11 maart 2024 heeft het college aan Foortzicht B.V. een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een appartementencomplex met 100 wooneenheden, commerciële functies in de plint en een parkeergarage aan de Utrechtseweg 2-4 in Amersfoort.
De besluiten zijn gecoördineerd voorbereid en bekendgemaakt met toepassing van artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening.
Tegen deze besluiten hebben onder meer Flehite en andere beroep ingesteld.
Flehite en andere hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Foortzicht B.V. heeft een nader stuk ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 augustus 2024, waar Flehite en andere, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. W. Verbeek, ing. H.J. Dokter en M.J.M. Scholman, zijn verschenen. Ook is op de zitting Foortzicht B.V., vertegenwoordigd door mr. J.S. Haakmeester, advocaat te Baarn, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 31 augustus 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
2.       Als de aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet, dan blijft op grond van artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het besluit op die aanvraag onherroepelijk wordt, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo).
De aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend op 16 december 2022. Dat betekent dat in dit geval de Wabo, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
3.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
4.       Het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning voorzien in de bouw van het gebouw SAM aan de Utrechtseweg 2-4 in Amersfoort. Dit gebouw zal bestaan uit 16 bovengrondse bouwlagen en de maximale bouwhoogte zal ongeveer 50 meter bedragen. De locatie ligt op de hoek van de Utrechtseweg en de Stadsring, die aan de rand van de binnenstad van Amersfoort loopt.
5.       Flehite en andere stellen zich onder meer op het standpunt dat het plan in strijd met de Hoogbouwvisie Amersfoort is vastgesteld. In dit verband stellen zij dat de Onze Lieve Vrouwe toren (OLV toren) als herkenningspunt zichtbaar moet blijven vanaf belangrijke aanrijroutes. Ook benoemen zij de storende zichtbaarheid van het gebouw SAM vanuit de historische binnenstad dat als rijksbeschermd stadsgezicht is aangewezen. Flehite en andere willen dat de gecoördineerd voorbereide besluiten worden geschorst totdat er uitspraak wordt gedaan in de bodemprocedure, omdat zij willen voorkomen dat gebruik wordt gemaakt van de omgevingsvergunning en wordt gestart met de bouw van het gebouw SAM voordat hun beroep inhoudelijk is beoordeeld.
Toetsingskader vaststelling bestemmingsplan
6.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Beoordeling van het verzoek
7.       Flehite en andere betogen dat het bestemmingsplan in strijd is met de Hoogbouwvisie Amersfoort. Volgens hen belemmert het gebouw SAM het zicht op de OLV toren, die een herkenningspunt is voor Amersfoort. Hierdoor wordt niet voldaan aan het uitgangspunt in de Hoogbouwvisie dat de OLV toren binnen de historische zichtassen dominant zichtbaar moet blijven. In dit verband verwijzen zij naar de Hoogbouweffectrapportage, opgesteld op 6 april 2022 door INBO (hierna: HER), waarin een beoordeling van het zicht op de toren vanaf de Utrechtseweg ter hoogte van de spoorlijn, het zogenoemde Ponlijntje, ontbreekt. Flehite en andere stellen dat het zicht op de OLV toren op dit belangrijke punt geheel wordt geblokkeerd door het gebouw SAM. Verder hebben Flehite en andere op de zitting toegelicht dat de planlocatie in een "Ja mits-gebied" voor hoogbouw ligt, maar dat daarvoor speciale regels gelden omdat de planlocatie aan de Stadsring, aan de rand van de binnenstad ligt. Zij hebben in dit verband gesteld dat het gebouw SAM storend zichtbaar is vanuit de binnenstad. Dit is volgens hen niet toegestaan, omdat de cultuurhistorische waarden van het beschermde stadsgezicht behouden moeten blijven. Daarnaast betogen Flehite en andere dat het gebouw SAM onvoldoende aansluit op naastgelegen stadsvilla’s en dat de raad de toegepaste uitzondering voor hoogbouw onvoldoende heeft gemotiveerd.
7.1.    Partijen zijn het erover eens dat de planlocatie volgens de Hoogbouwvisie Amersfoort in een "Ja mits-gebied" ligt. Dat zijn gebieden waarin hoogbouw kan bijdragen aan de ambities van Amersfoort en een nieuwe, eigen identiteit kan geven aan het gebied. In paragraaf 4.1.3 van de Hoogbouwvisie staat dat hoogbouw in de historische binnenstad niet passend is. Aan de Stadsring is de invloed van de binnenstad voelbaar en moeten plaats, vorm en hoogte voldoen aan de volgende criteria: de hoogbouw mag niet in storende mate zichtbaar zijn vanuit het rijksbeschermd stadsgezicht de Binnenstad; de hoogbouw moet op een evenwichtige wijze aansluiten op de gemeentelijke monumenten langs de Stadsring en de zichtas op de OLV toren wordt vanuit de radialen begeleid. Verder staat in de Hoogbouwvisie dat aan de Stadsring middelhoogbouw tot 9 lagen past en dat hoogbouw niet wordt aangemoedigd. Als uitzondering wordt de hoek Utrechtseweg / Stadsring genoemd. Samen met het kruispunt Snouckaertlaan en Utrechtseweg markeert deze de route van het station naar de binnenstad. Ter versterking van de gewenste verbinding tussen de binnenstad en het station zijn op deze plekken hoogteaccenten mogelijk.
7.2.    In de HER staan de resultaten van het onderzoek naar de mogelijke effecten van een woontoren op de omgeving. Daarin is geconcludeerd dat hoogbouw op de planlocatie geen onevenredige negatieve effecten op de omgeving heeft. Naar aanleiding van de zienswijzen hierop heeft de raad JHK Architecten gevraagd om de ruimtelijke impact van het plan opnieuw te beoordelen. Dit heeft geleid tot het rapport "Beoordeling zichtbaarheid hoogbouw SAM en SOPHIE" van 18 augustus 2023 en de daarbij horende memo. JHK Architecten merkt op dat er aanzienlijke verschillen zijn tussen de visualisaties van INBO en Flehite en andere. Kort samengevat, concludeert JHK Architecten dat het gebouw SAM op verschillende plekken in de binnenstad met een enkele of meerdere verdiepingen zichtbaar zal zijn. Op bijvoorbeeld de Varkensmarkt zal het zicht uiteindelijk worden verminderd door de aanwezigheid van bomen die door Flehite en andere niet zijn betrokken in hun visualisaties.
De raad heeft de HER, de standpunten van Flehite en andere en het rapport met de memo van JHK Architecten bij de besluitvorming betrokken. De raad betwist niet de zichtbaarheid van het gebouw SAM vanuit de binnenstad. Maar de raad stelt zich op het standpunt dat de hoogbouw niet in storende mate zichtbaar zal zijn, omdat de zichtbaarheid vanuit de historische binnenstad niet domineert.
De voorzieningenrechter ziet in de visualisaties van Flehite en andere, de HER en de beoordeling door JHK Architecten geen grond voor het oordeel dat dit standpunt onjuist is.
7.3.    Over de zichtbaarheid van de OLV toren staat in de HER dat het respecteren van het zicht op de toren vanuit de Utrechtseweg het uitgangspunt is van de nieuwe ontwikkeling. In de HER zijn verschillende zichtassen op de OLV toren gevisualiseerd. De Utrechtseweg is één van de stadsradialen en een zichtas naar de OLV toren in de binnenstad. In de HER is opgemerkt dat de hoogbouw van het gebouw SAM is teruggelegd ten opzichte van de laagbouw om de zichtas vanuit de Utrechtseweg naar de OLV toren te garanderen. Op de zitting is een afbeelding van de stadsbouwmeester besproken waarop hij de stadsradiaal over de Utrechtseweg en de zichtlijn vanaf het zogenoemde Ponlijntje heeft ingetekend. De stadsbouwmeester heeft zich op het standpunt gesteld dat de zichtlijn rakelings langs het gebouw SAM loopt. Volgens hem zal het gebouw SAM het zicht op de OLV toren niet of in ieder geval niet geheel belemmeren, omdat in het plan is vastgelegd dat de toren meer naar achteren ligt ten opzichte van de plint. Op de zitting heeft de raad nog toegelicht dat het zicht op de OLV toren vanaf de Utrechtseweg ter hoogte van de Kersenbaan veelal wordt belemmerd door bestaande bebouwing, bochten in de Utrechtseweg en bomen. De kruising van de Utrechtseweg en de Bergstraat is de meest prominente plek waar de toren te zien is. Het gebouw SAM zal het zicht op de OLV toren op dat punt niet belemmeren.
Gelet op het standpunt van de stadsbouwmeester, de door de raad gegeven toelichting en de vorm van het gebouw SAM waarbij de toren meer naar achteren zal worden geplaatst ten opzichte van de plint, ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het oordeel dat het gebouw SAM het zicht op de OLV toren op onaanvaardbare wijze zal belemmeren.
7.4.    Wat betreft de aansluiting op bestaande bebouwing (stadsvilla’s) aan de Stadsring heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat de plint van het gebouw SAM aansluit op die bebouwing. De plint mag volgens het plan een maximale bouwhoogte hebben van 12 m. Die hoogte sluit aan bij de hoogte van de stadsvilla’s. De toren zelf ligt meer naar achteren. Verder is de afstand tot omliggende panden vergroot door het gebouw vanaf de vijfde verdieping terugliggend vorm te geven. De bouwhoogtes van de verschillende onderdelen van het gebouw SAM zijn vastgelegd in het plan. De voorzieningenrechter ziet geen grond voor het oordeel dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat het gebouw SAM aansluit op de naastgelegen bebouwing.
7.5.    Gelet op wat onder 7.2 tot en met 7.4 is overwogen, ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het oordeel dat het plan in strijd met de Hoogbouwvisie is vastgesteld.
Het betoog slaagt niet.
8.       Flehite en andere stellen dat zij een alternatief plan hebben voorgedragen, waarop de raad niet voldoende serieus heeft gereageerd. In dit alternatieve plan is het gebouw SAM verdeeld over lagere eenheden met maximaal 8 à 10 bouwlagen. Hierdoor ontstaat volgens hen een meer samenhangende ontwikkeling van het gebied en wordt kwaliteit toegevoegd aan de openbare ruimte en het wonen in de omgeving.
8.1.    In de zienwijzennota staat dat de raad kennis heeft genomen van het door Flehite en andere ingediende alternatieve plan. De raad heeft in de zienswijzennota gesteld en op de zitting nader toegelicht dat het alternatieve plan over de eigendomsgrenzen van de initiatiefnemer gaat en uitgaat van een gelijk aantal wooneenheden, terwijl het gebied "Rondom de Zonnehof" in het geheel in ontwikkeling is. Die ontwikkeling zal naast het gebouw SAM voor extra wooneenheden zorgen. Het voorgestelde plan biedt volgens de raad daarvoor onvoldoende zekerheid.
De voorzieningenrechter ziet in het door Flehite en andere gestelde geen grond voor het oordeel dat sprake is van een gelijkwaardig alternatief. Het betoog leidt dan ook niet tot het oordeel dat de raad dit alternatief onvoldoende heeft onderzocht.
Het betoog slaagt niet.
9.       Vanwege het karakter van de voorlopige voorzieningprocedure bespreekt de voorzieningenrechter niet alle beroepsgronden. Hij ziet op voorhand echter geen aanleiding voor de verwachting dat de overige beroepsgronden, over de sedumdaken en groene gevels, het CO2-quotum, de ingediende petitie, een vooruitblik op de Omgevingswet en een verwijzing naar de zienswijzen, in de bodemprocedure zullen leiden tot het oordeel dat de bestreden besluiten geen stand houden.
Slotoverwegingen
10.     Gelet op wat hiervoor is overwogen, bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
11.     De raad en het college hoeven geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.T. de Jong, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. De Jong
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 september 2024
628