202404572/2/R3.
Datum uitspraak: 16 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
1. [verzoeker sub 1A] en [verzoeker sub 1B], wonend in Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker sub 1]),
2. [verzoeker sub 2A] en [verzoeker sub 2B], wonend in Nootdorp, gemeente Pijnacker-Nootdorp,
verzoekers,
en
het college van burgemeester en wethouders van Pijnacker-Nootdorp,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 28 mei 2024 heeft het college het wijzigingsplan "Koningin Julianastraat 15A-G01-G39" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoeker sub 1] en [verzoekers sub 2] beroep ingesteld.
[verzoeker sub 1] en [verzoekers sub 2] hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[verzoeker sub 1] heeft nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op zitting behandeld op 10 september 2024, waar [verzoeker sub 1], bijgestaan door mr. J.E. Dijk, advocaat in Haarlem, en [verzoekers sub 2], bijgestaan door mr. D. Quakernaat, rechtsbijstandverlener in Leusden, en het college, vertegenwoordigd door N. Zuyderwijk en R. Broekhuijzen, zijn verschenen. Verder is op de zitting [partij], vertegenwoordigd door mr. A. Vreugdenhil, advocaat in Naaldwijk, als partij gehoord.
Overwegingen
Voorlopig karakter
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Overgangsrecht
2. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een wijzigingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het wijzigingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 28 december 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
3. Binnen het huizenblok dat wordt omsloten door de Koningin Julianastraat, de Burgemeester Jonkheer Hesselt van Dinterstraat, de Koningin Wilhelminastraat en de Maria van Oosterwijckstraat in Nootdorp bevindt zich een binnenterrein, dat langs de Koningin Julianastraat 15A vanaf de straat kan worden bereikt. Op het binnenterrein zijn momenteel een oud, buiten gebruik zijnd gebouw en groen aanwezig. Het binnenterrein heeft op grond van het bestemmingsplan "Centrum Nootdorp" (hierna: het bestemmingsplan) de bestemming "Verkeer - Wegverkeer". Aan de zijkanten van het bestemmingsvlak zijn in dit bestemmingsplan twee vlakken van elk ongeveer 60 bij 6 m aangewezen met de aanduiding "garage". Het bestemmingsplan staat hier garageboxen ten behoeve van de omliggende woningen toe.
Artikel 27 ("Algemene wijzigingen"), lid 27.1, van het bestemmingsplan luidt:
"Burgemeester en wethouders kunnen de ligging van grenzen van bestemmings- en bouwvlakken en van aanduidingen zodanig wijzigen, dat de geldende oppervlakte van de bij wijziging betrokken vlakken met niet meer dan 10% wordt verkleind of vergroot en de grenzen daarbij met niet meer dan 10 m worden verschoven."
4. [partij] heeft het voornemen om op het binnenterrein garageboxen te realiseren. Het in het bestemmingsplan aangewezen noordoostelijk gelegen vlak met de aanduiding "garage" loopt echter deels over grond die vrij moet blijven van bebouwing. Deze grond vormt namelijk een vluchtroute voor de naastgelegen woningen en hier geldt een recht van overpad. Om deze reden heeft het college dit vlak, met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 27, lid 27.1, van het bestemmingsplan, voor een deel met ongeveer 2 m verschoven. Deze verschuiving leidt ertoe dat het vlak over een lengte van ongeveer 36 m iets meer naar binnen toe, en verder van de woningen af komt te liggen. Het vlak blijft daarbij geheel binnen de bestemming "Verkeer - Wegverkeer".
Het wijzigingsplan kent eigen planregels, die grotendeels overeenkomen met die uit het bestemmingsplan. Deze kennen in artikel 4, lid 4.1, onder g, echter niet meer de beperking dat de garageboxen alleen zijn toegestaan ten behoeve van omliggende woningen.
De woningen van [verzoeker sub 1] en [verzoekers sub 2] (hierna allen tezamen: verzoekers) grenzen aan het binnenterrein. Zij zijn het niet eens met wat het wijzigingsplan mogelijk maakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om het wijzigingsplan te schorsen totdat in de bodemprocedure uitspraak op hun beroepen is gedaan.
Spoedeisend karakter
5. Op het moment dat verzoekers hun verzoeken om voorlopige voorziening indienden, had [partij] een aanvraag om omgevingsvergunning voor de beoogde garageboxen ingediend. Op de zitting heeft [partij] naar voren gebracht dat hij deze aanvraag inmiddels heeft ingetrokken. Het is echter niet zijn bedoeling om te wachten met het indienen van een nieuwe aanvraag totdat in de bodemprocedure op de beroepen tegen het wijzigingsplan is beslist. De voorzieningenrechter neemt daarom aan dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij hun verzoeken.
Belangenafweging
6. De voorzieningenrechter zal aan de hand van een belangenafweging op de verzoeken beslissen.
7. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het realiseren van garageboxen als zodanig al mogelijk was op grond van het bestemmingsplan. Dat bestemmingsplan staat niet ter beoordeling. Het wijzigingsplan brengt in zoverre alleen een geringe wijziging aan in de mogelijke situering van de garageboxen. Zo wordt de bestaande mogelijkheid om garageboxen te realiseren gehandhaafd, maar kan grond die een vluchtroute vormt en waarop een recht van overpad rust, onbebouwd blijven. Het wijzigingsplan leidt er niet toe dat de garageboxen dichter bij de naastgelegen woningen komen te liggen. De gevraagde schorsing van het wijzigingsplan zou ertoe leiden dat het bestemmingsplan herleeft. Die schorsing kan er dus niet toe leiden dat er, in afwachting van de behandeling van de zaak in de bodemprocedure, geen garageboxen op het binnenterrein mogen worden gerealiseerd. Wat verzoekers in beroep naar voren brengen over de aantasting van het aanwezige groen en flora en fauna, over waterberging, en over de ongewijzigd gebleven planregels over de maximale hoogte en de algemene verbodsbepaling, gaat niet over de gewijzigde situering van de garageboxen, maar om de mogelijkheid om garageboxen te realiseren als zodanig. Dit levert dan ook geen te honoreren belang bij schorsing van het wijzigingsplan op.
Voor zover verzoekers nadelige gevolgen vrezen van het schrappen van de beperking dat de garageboxen alleen zijn toegestaan ten behoeve van omliggende woningen, ziet de voorzieningenrechter ook daarin geen belang dat een schorsing rechtvaardigt. De omstandigheid dat in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure een ruimer gebruik is toegestaan, leidt niet tot onomkeerbare gevolgen. Daar komt bij dat [partij] zich op de zitting bereid heeft verklaard om in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure alleen omwonenden in aanmerking te laten komen voor deze garageboxen.
Conclusie
8. Gelet hierop bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
9. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.N. Witsen, griffier.
w.g. Van Ravels
voorzieningenrechter
w.g. Witsen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2024
727