ECLI:NL:RVS:2024:3711

Raad van State

Datum uitspraak
16 september 2024
Publicatiedatum
16 september 2024
Zaaknummer
202405568/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot niet in behandeling nemen van aanvragen

Op 16 september 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een voorlopige voorziening vroegen. De vreemdelingen, die asiel aanvragen, hadden op 1 augustus 2024 van de minister van Asiel en Migratie te horen gekregen dat hun aanvragen niet in behandeling werden genomen. Hiertegen hebben zij beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 26 augustus 2024 de beroepen ongegrond verklaarde. De vreemdelingen hebben vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de recente ontwikkelingen in een andere zaak over opvangvoorzieningen en het risico op pushbacks in Kroatië, het hoger beroep nader onderzoek vergt. Daarom is besloten om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de vreemdelingen niet mogen worden overgedragen totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens is de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die zijn vastgesteld op € 875,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Deze uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die in asielzaken in acht moet worden genomen, vooral in het licht van de risico's die vreemdelingen kunnen lopen bij overdracht naar andere landen. De voorzieningenrechter heeft hiermee een belangrijke bescherming geboden aan de vreemdelingen in afwachting van de uitkomst van hun hoger beroep.

Uitspraak

202405568/2/V1.
Datum uitspraak: 16 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 26 augustus 2024 in zaken nrs. NL24.30503 en NL24.30505 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluiten van 1 augustus 2024 heeft de minister aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 26 augustus 2024 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgen.
2.       In het licht van de zaak die de Afdeling op 28 augustus 2024 op zitting heeft behandeld, nr. 202404639/1/V3, over de opvangvoorzieningen en het risico op pushbacks in Kroatië, vergt het hoger beroep nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.
3.       De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden overgedragen, totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. F.W. de Lange, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
voorzieningenrechter
w.g. De Lange
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2024
999