202300940/1/R3.
Datum uitspraak: 18 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Waddinxveen,
2. [appellant sub 2], wonend te Waddinxveen,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Waddinxveen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 14 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Kerkstraat 19-23" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak op de zitting behandeld van 22 juli 2024, waar [appellant sub 1] en anderen, van wie [appellant sub 1], bijgestaan door mr. A. Durmus, advocaat te Rotterdam, [appellant sub 2], en de raad, vertegenwoordigd door mr. L. Knol, advocaat te Utrecht, en G. Versteeg, zijn verschenen. Verder is op de zitting [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], bijgestaan door mr. B. Oudenaarden, advocaat te Arnhem, en [gemachtigde C], als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 2 juni 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2. Bij het bestreden besluit van 14 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "Kerkstraat 19-23" vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een appartementengebouw met 20 wooneenheden en de aanleg van parkeerplaatsen mogelijk op de percelen aan de Kerkstraat 19-23 in Waddinxveen. Op dit moment staan er op deze percelen een winkel en een bedrijfsgebouw. Deze gebouwen worden gesloopt. [partij] is de initiatiefnemer.
3. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] wonen allen aan de Kerkweg-West in Waddinxveen. Dit is ten noorden van het plangebied. Tussen het plangebied en hun percelen ligt de Kerkstraat. Zij voeren aan dat het bestemmingsplan nadelige gevolgen heeft voor hun woon- en leefklimaat, waaronder voor hun privacy en uitzicht. De beoogde ontwikkeling is volgens hen niet passend in de omgeving, vooral waar het gaat om de maximum bouwhoogte van 10 m. De raad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan onvoldoende rekening gehouden met hun belangen. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben daarom beroep ingesteld tegen het bestemmingsplan.
Het oordeel van de Afdeling
4. De Afdeling komt in deze uitspraak tot de conclusie dat geen van de betogen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] slagen. De Afdeling oordeelt daarom dat de beroepen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] ongegrond zijn. De Afdeling licht hierna toe waarom zij tot dit oordeel komt. Dit doet de Afdeling aan de hand van de door [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] aangevoerde beroepsgronden en het hierna onder 5 opgenomen toetsingskader.
Hoe beoordeelt de Afdeling een beroep tegen een bestemmingsplan?
5. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Ingetrokken beroepsgronden
6. Op de zitting hebben [appellant sub 1] en anderen hun beroepsgrond dat in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening de behoefte aan de woningen niet is afgewogen tegen het bestaande aanbod, ingetrokken. Ook hebben zij hun beroepsgrond over versterking van de groenstructuur, dat als uitgangspunt voor kernen is opgenomen in de Omgevingsvisie Waddinxveen 2050, ingetrokken. De Afdeling gaat daarom in deze uitspraak niet inhoudelijk in op die beroepsgronden.
Provinciale Omgevingsverordening Zuid-Holland
7. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] betogen dat het bestemmingsplan in strijd is met artikel 6.9 van de provinciale Omgevingsverordening Zuid-Holland. Zij voeren in dat kader aan dat de raad niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat als gevolg van de in het bestemmingsplan voorziene ontwikkeling de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. Ook is de raad niet ingegaan op de beschermingscategorie, het gebiedstype en de relevante richtpunten voor de ruimtelijke kwaliteit als vermeld op kaart 14 van bijlage II en beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap. Zij voeren aan dat de omgeving van het plangebied een dorps karakter heeft met laagbouw, groen en vrijstaande woningen. Het voorziene appartementengebouw past daar niet bij en leidt volgens hen tot een structuurverandering van dorps naar stedelijk gebied. Er is daarom geen sprake van "inpassen" als bedoeld in dit artikel van de provinciale Omgevingsverordening Zuid-Holland, maar minstens van "aanpassen". Dit heeft de raad ten onrechte niet onderkend.
7.1. Artikel 6.9 van de provinciale Omgevingsverordening Zuid-Holland luidt, voor zover van belang, als volgt:
"1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, mits is aangetoond dat de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft.
2. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen wordt in het bestemmingsplan rekening gehouden met de beschermingscategorie, het gebiedstype en de relevante richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit, zoals vermeld op kaart 14 in bijlage II en beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap.
3. Bij het beantwoorden van de vraag of bij een beoogde ruimtelijke ontwikkeling de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd kan blijven, wordt de schaalverdeling inpassen, aanpassen en transformeren gehanteerd als bedoeld in het vijfde lid.
4. Een bestemmingsplan kan een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maken, mits een zorgvuldige afweging is gemaakt over de locatiekeuze. De motivering gaat in op de beschreven kenmerken en waarden van het gebied en de effecten van de ontwikkeling daarop. Deze vereisten gelden voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling waarbij:
a. een of meer richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit in het geding zijn zoals beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap; of
b. sprake is van aanpassen of transformatie als bedoeld in het vijfde lid.
5. Een bestemmingsplan kan voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling onder de volgende voorwaarden:
a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit, waardoor de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. In dit geval is er sprake van inpassen;
b. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar veroorzaakt wijziging op structuurniveau. Een dergelijke ontwikkeling wordt alleen toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van aanpassen;
c. de ruimtelijke ontwikkeling past niet binnen de bestaande gebiedsidentiteit. Een dergelijke ontwikkeling wordt uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp. Daarin wordt behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd en wordt ook rekening gehouden met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van transformeren."
7.2. In paragraaf 4.2.2 van de plantoelichting is ingegaan op het aspect ruimtelijke kwaliteit en de beoordeling in het kader van artikel 6.9 van de Omgevingsverordening Zuid-Holland. Volgens de plantoelichting past de voorziene ontwikkeling binnen de bestaande gebiedsidentiteit en qua aard en schaal bij wat er al staat in de omgeving aan bebouwing langs de Kerkstraat. Volgens de plantoelichting kan gesteld worden dat hier sprake is van "inpassen", zodat aanvullende maatregelen op het vlak van ruimtelijke kwaliteit niet nodig zijn voor dit plan.
Op de zitting is met partijen de omgeving bekeken en is vastgesteld dat er in de omgeving vooral woningen staan en maatschappelijke en commerciële functies aanwezig zijn. Naast het plangebied aan de Kerkstraat staat een schoolgebouw. De Kerkstraat komt aan de ene kant uit op de Kerkweg-West, die aansluit op een rotonde. Ter hoogte van die rotonde staat een aantal flatgebouwen. Aan de andere kant komt de Kerkstraat uit op de Dorpsstraat. De Afdeling volgt [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] niet in hun betoog dat het hier gaat om een omgeving met een dorps karakter. Het gaat om een gemengde, stedelijke omgeving met vooral woningen. Het bestemmingsplan voegt woningen toe.
De raad heeft verder in dat kader toegelicht voor de maximum bouwhoogte van het voorziene appartementengebouw te hebben aangesloten bij wat het vorige bestemmingsplan "Bebouwde Kom 2015" mogelijk maakte in het plangebied en wat mogelijk is in de directe omgeving van het plangebied. Het bestaande bedrijfsgebouw en de winkel zijn volgens de raad in verval geraakt en worden vervangen door woningen. Ook is er een groenbestemming opgenomen in het bestemmingsplan. Volgens de raad verbetert de ruimtelijke kwaliteit of blijft die op zijn minst gelijk als gevolg van de in het bestemmingsplan voorziene ontwikkeling. De Afdeling ziet in wat [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad niet toereikend heeft gemotiveerd dat de in het bestemmingsplan voorziene ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] hebben verder niet duidelijk gemaakt welke richtpunten van de kwaliteitskaart hier in het geding zijn.
De raad heeft het bestemmingsplan niet in strijd met artikel 6.9 van de Omgevingsverordening Zuid-Holland vastgesteld. De raad stelt naar het oordeel van de Afdeling namelijk terecht dat sprake is van inpassen als bedoeld in artikel 6.9 van Omgevingsverordening Zuid-Holland.
De betogen slagen niet.
Bouwhoogte
8. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] voeren aan dat de in het bestemmingsplan voorziene maximum bouwhoogte niet passend is in de omgeving. Volgens hen past een maximum goothoogte van 6 m en een nokhoogte van 9 m beter in de omgeving. Ook wanneer de derde bouwlaag van het beoogde appartementengebouw een schuine "dakachtige" buitengevel krijgt, past dit volgens [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] beter in de omgeving. Dit hoeft volgens hen niet ten koste te gaan van het aantal realiseerbare appartementen.
8.1. Op grond van het bestemmingsplan geldt op de gronden met de bestemming "Wonen" een maximum bouwhoogte van 10 m. Zoals hiervoor is overwogen, heeft de raad naar voren gebracht voor de maximum bouwhoogte te hebben aangesloten bij de maximum bouwhoogte uit het vorige bestemmingsplan en die in de directe omgeving van het plangebied is toegestaan. De raad heeft in het bestemmingsplan geen maximum goothoogte vastgesteld. De raad stelt dat het schoolgebouw naast het plangebied ook deels een plat dak heeft met een bouwhoogte van ongeveer 7 m. Op de zitting heeft de raad gewezen op woningen met een plat dak aan de Jan Dorrekenskade-West. Over het voorstel van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] om het gebouw van een schuin dak te voorzien, stelt de raad dat de appartementen dan anders ingedeeld moeten worden en daardoor ook het gebouw in afmetingen groter wordt. Anders is het volgens de raad niet reëel om 20 appartementen mogelijk te maken.
8.2. Gelet op de door de raad gegeven toelichting en wat hiervoor over de omgeving is overwogen, heeft de raad een maximum bouwhoogte van 10 m aanvaardbaar mogen achten zonder nadere regels te stellen over de dakhelling of maximum goothoogte.
De betogen slagen niet.
Uitzicht en privacy
9. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] voeren aan dat het bestemmingsplan tot een aantasting van hun privacy leidt. Zo zijn er balkons en raampartijen mogelijk aan de zijde van hun achtertuinen. De balkons steken uit buiten het bouwvlak, waardoor de afstand tot hun percelen nog kleiner wordt. [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] zien liever dat het appartementencomplex een schuin dak krijgt in plaats van een plat dak. Ook zijn er volgens hen aanpassingen aan de balkons mogelijk om de aantasting van hun privacy te verkleinen. Zij verzoeken om geen balkons aan de Kerkstraatzijde toe te staan.
9.1. De raad erkent dat het bestemmingsplan kan leiden tot vermindering van privacy en uitzicht, maar de raad acht die gevolgen niet zodanig dat hij daaraan in zijn belangenafweging een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen. Ook een schuin dak zorgt volgens de raad niet voor meer privacy, omdat de appartementen op de bovenste verdieping ook ramen moeten hebben.
9.2. De Afdeling overweegt dat de kortste afstand tussen de percelen aan de Kerkweg-West en het bouwvlak in het plangebied ongeveer 11,5 m is. In het bestemmingsplan is niet uitgesloten dat er aan de zijde van de Kerkstraat balkons kunnen worden gerealiseerd, waardoor de afstand bij uitstekende balkons een halve meter korter kan zijn. Het klopt dat gezien de situering, de realisering van balkons en de maximum bouwhoogte van de voorziene bebouwing [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] mogelijk minder privacy zullen ondervinden als gevolg van de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling. Ook kan het bestemmingsplan verlies aan uitzicht tot gevolg hebben. Naar het oordeel van de Afdeling bestaat er geen grond om aan te nemen dat als gevolg van het bestemmingsplan de afname van privacy van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] en het verlies aan uitzicht zodanig zullen zijn dat de raad daaraan een doorslaggevend gewicht had moeten toekennen. Van belang daarbij is dat er geen recht bestaat op een vrij uitzicht. Ook gaat het hier om een stedelijke omgeving. Overigens hebben partijen op de zitting naar voren gebracht dat in het kader van de verlening van de omgevingsvergunning voor de bouw van het appartementengebouw afspraken zijn gemaakt om de nadelige gevolgen voor de privacy van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] wat te ondervangen.
De betogen slagen niet.
Conclusie en proceskosten
10. De beroepen van [appellant sub 1] en anderen en [appellant sub 2] zijn ongegrond.
11. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Alderlieste, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Alderlieste
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 september 2024
590