ECLI:NL:RVS:2024:3863

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
202306088/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking toevoeging rechtsbijstand in echtscheidingsprocedure en gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft de Raad van State op 25 september 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [appellant] tegen de intrekking van zijn toevoeging voor rechtsbijstand in een echtscheidingsprocedure. De toevoeging was op 22 december 2021 ingetrokken door het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, omdat het resultaat van de echtscheidingsprocedure meer bedroeg dan de helft van het drempelbedrag, namelijk € 61.645,20. [appellant] was het hier niet mee eens en stelde dat er in een eerdere, vergelijkbare procedure in 2009/2010 geen intrekking had plaatsgevonden. Hij had van het resultaat van de procedure een huis gekocht, omdat de hoofdverblijfplaats van zijn dochter bij hem zou zijn, en wilde haar naar dezelfde school laten gaan als voor de scheiding.

De rechtbank Oost-Brabant had eerder het beroep van [appellant] ongegrond verklaard. In hoger beroep stelde [appellant] dat de rechtbank onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen sprake was van gelijke gevallen, aangezien in beide zaken een toevoeging was afgegeven voor een echtscheidingsprocedure. De Raad voor Rechtsbijstand hield echter vol dat er geen sprake was van een gelijk geval, omdat de eerdere procedure niet om een echtscheidingsprocedure ging, maar om een boedelscheidingsprocedure, en het resultaat daarvan onder de toen geldende resultaatsgrens lag.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de rechtbank gemotiveerd was ingegaan op de gronden van [appellant] en dat hij geen nieuwe redenen had aangevoerd die de beoordeling in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zouden maken. De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De Raad voor Rechtsbijstand hoefde geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202306088/1/A2.
Datum uitspraak: 25 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-­Brabant van 10 augustus 2023 in zaak nr. 22/1041 in het geding tussen:
[appellant]
en
het bestuur van de raad voor rechtsbijstand.
Procesverloop
Bij besluit van 22 december 2021 heeft de raad de toevoeging voor rechtsbijstand in de echtscheidingsprocedure van [appellant] ingetrokken.
Bij besluit van 23 maart 2022 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 augustus 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De raad heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 augustus 2024, waar [appellant] en het bestuur van de raad voor rechtsbijstand, vertegenwoordigd door mr. C.W. Wijnstra, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       De raad heeft [appellant] in 2021 rechtsbijstand verleend tijdens zijn echtscheidingsprocedure middels een toevoeging. Na afloop van de echtscheidingsprocedure heeft de raad de toevoeging ingetrokken, omdat het resultaat van die procedure meer bedroeg dan de helft van het drempelbedrag, namelijk € 61.645,20. [appellant] is het daarmee niet eens. Volgens hem heeft er in 2009/2010 een soortgelijke procedure plaatsgevonden, waarin de toevoeging niet is ingetrokken. [appellant] heeft van het resultaat direct een huis gekocht, omdat de hoofdverblijfplaats van zijn dochter bij hem zou zijn. Hij wilde zijn dochter naar dezelfde school laten gaan als voor de scheiding. Hij zag zich genoodzaakt het hele bedrag hiervoor te gebruiken vanwege de stijgende huizenprijzen.
Hoger beroep en beoordeling
2.       [appellant] stelt dat de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er geen sprake is van gelijke gevallen. In beide zaken heeft de raad een toevoeging afgegeven onder P010 - Personen- & familie - echtscheiding met nevenvorderingen. [appellant] stelt dat het gelijkheidsbeginsel wordt geschonden. In beide zaken gaat het volgens hem om een echtscheidingsprocedure, waarbij in beide gevallen het resultaat daarvan hoger lag dan de helft van het drempelbedrag.
3.       De raad blijft bij zijn standpunt dat er geen sprake is van een gelijk geval. Dat het in beide gevallen om een toevoeging voor een echtscheiding gaat, is daartoe onvoldoende. In de zaak van den Otter die [appellant] noemt, ging het niet om een echtscheidingsprocedure zelf, maar om een boedelscheidingsprocedure. Het resultaat dat daaruit voort is gekomen, lag onder de toen geldende resultaatsgrens. De raad voegt daaraan toe dat voor zover er wel sprake zou zijn van een gelijk geval hij niet gehouden is om een kennelijke misslag te blijven voortzetten.
4.       De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 16 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling voegt daaraan toe dat de raad ter zitting heeft toegelicht dat als gevolg van archiveringskeuzes in 2010 het dossier van de procedure waarop [appellant] zich beroept, is vernietigd. Hierdoor kan de raad niet meer vaststellen wat het resultaat uit de echtscheidingsprocedure was, te meer omdat er sprake was van vier toevoegingen. Het enkele feit dat in één van deze procedures ook sprake was van een goed resultaat door de verkoop van de eigen woning, brengt niet met zich mee dat er sprake is van gelijke gevallen.
Conclusie
5.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank zal worden bevestigd.
6.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Loon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2024
284-1112