ECLI:NL:RVS:2024:3914

Raad van State

Datum uitspraak
30 september 2024
Publicatiedatum
30 september 2024
Zaaknummer
202404762/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.J.M. Ristra-Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel

Op 2 mei 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 26 juli 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.W.J.L. Loonen, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. De minister van Asiel en Migratie heeft op verzoek van de Afdeling nadere stukken ingediend.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de minister de overdrachtstermijn voor de vreemdeling op grond van de Dublinverordening heeft verlengd tot 1 augustus 2025. De Afdeling neemt aan dat partijen belang hebben bij de behandeling van het hoger beroep, maar geeft geen oordeel over de juistheid van het verlengingsbesluit. De Raad van State oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden.

Uiteindelijk is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Huizer, griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 september 2024.

Uitspraak

202404762/1/V2.
Datum uitspraak: 30 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 26 juli 2024 in zaak nr. NL24.19355 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 2 mei 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 26 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.W.J.L. Loonen, advocaat in Beek, Limburg, hoger beroep ingesteld.
De minister heeft op verzoek van de Afdeling nadere stukken ingediend.
Overwegingen
1.       Bij besluit van 26 juli 2024 heeft de minister de overdrachtstermijn om de vreemdeling op grond van de Dublinverordening aan Spanje over te dragen, verlengd tot en met 1 augustus 2025 (hierna: het verlengingsbesluit). Gelet hierop neemt de Afdeling aan dat partijen belang hebben bij de behandeling van het hoger beroep. Daarmee geeft de Afdeling geen oordeel over de juistheid van het verlengingsbesluit. Als de vreemdeling het niet eens is met het verlengingsbesluit, kan hij daartegen rechtsmiddelen aanwenden.
2.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Huizer, griffier.
w.g. Ristra-Peeters
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Huizer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 september 2024
992