ECLI:NL:RVS:2024:3934

Raad van State

Datum uitspraak
2 oktober 2024
Publicatiedatum
2 oktober 2024
Zaaknummer
202403537/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel en hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Den Haag

Op 2 oktober 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 20 februari 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank had op 31 mei 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. In hoger beroep betoogde de vreemdeling dat de minister onvoldoende rekening had gehouden met zijn individuele omstandigheden in het kader van artikel 15, onderdeel c, van de Kwalificatierichtlijn. De Afdeling oordeelde echter dat de vreemdeling niet had aangetoond dat zijn persoonlijke situatie leidde tot een verhoogd risico op willekeurig geweld in zijn land van herkomst. De rechtbank werd in haar oordeel bevestigd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202403537/1/V1.
Datum uitspraak: 2 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 31 mei 2024 in zaak nr. NL24.7461 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 20 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 31 mei 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.M. Weber, advocaat in Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De vreemdeling betoogt in zijn tweede grief dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de minister zijn individuele omstandigheden onvoldoende heeft betrokken bij de toepassing van artikel 15, onderdeel c, van de Kwalificatierichtlijn. In de uitspraak van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2927, onder 4.1, heeft de Afdeling geoordeeld dat de minister bij de toepassing van artikel 15, onderdeel c, van de Kwalificatierichtlijn, ook de persoonlijke omstandigheden en individuele situatie van een vreemdeling moet betrekken, als die vreemdeling afkomstig is uit een land of regio waar willekeurig geweld is in het kader van een gewapend conflict en waarin de situatie niet dusdanig is dat eenieder alleen al door zijn aanwezigheid een reëel risico loopt op ernstige schade. De vreemdeling heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat zijn individuele omstandigheden, in het licht van de veiligheidssituatie, leiden tot een verhoogd risico op willekeurig geweld.
1.1.    Wat de vreemdeling verder aanvoert, leidt evenmin tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift in zoverre geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Q. Boon, griffier.
w.g. De Poorter
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Boon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 oktober 2024
977