202405278/2/R1.
Datum uitspraak: 7 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de stichting Verwerving Extra Eigendommen voor Natuurontwikkeling en de stichting Werkgroep Behoud de Peel, beide gevestigd in Deurne,
verzoeksters,
en
de raad van de gemeente Peel en Maas,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Vieruitersten 24 Meijel" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben de stichtingen beroep ingesteld.
De stichtingen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 september 2024, waar de stichtingen, beide vertegenwoordigd door ir. A.K.M. van Hoof, rechtsbijstandverlener in Wageningen, en de raad, vertegenwoordigd door drs. L.W.M. van Melick en I.H.E. Korten-Hanssen, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Lakeside Farm B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.
Overwegingen
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
2. Het ontwerpplan is op 2 juni 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
3. Het plan voorziet in een omzetting van een intensieve veehouderij naar een paardenhouderij. Daarvoor is onder meer het bestaande bouwvlak vergroot.
4. De stichtingen kunnen zich niet verenigen met het plan, omdat dit volgens hen onder meer een aantasting van de grondwaterstanden zal opleveren. Ook zal de voorziene ontwikkeling een toename van de stikstofdepositie op omliggende natuurgebieden met zich brengen. In dat kader hebben de stichtingen aangevoerd dat de raad bij het bepalen van de gevolgen voor de omliggende natuurgebieden van een verkeerde referentiesituatie is uitgegaan.
4.1. De voorzieningenrechter stelt voorop dat Lakeside Farm B.V. heeft aangegeven op korte termijn een vergunning voor de bouw van een loods en een rijbak te zullen aanvragen. De voorzieningenrechter acht het niet uitgesloten dat deze werkzaamheden onomkeerbare gevolgen hebben voor de grondwaterstanden en voor de natuurgebieden in de omgeving, waaronder een Natura 2000-gebied. De stichtingen hebben om die reden een spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter overweegt verder dat de juridische en feitelijke vragen die de stichtingen hebben opgeworpen over de gevolgen voor het grondwater en over de stikstofberekeningen, zich niet lenen voor beantwoording in deze voorlopige voorzieningenprocedure. Om die reden zal de voorzieningenrechter op basis van een belangenafweging een beslissing nemen over het verzoek. Lakeside Farm B.V. heeft als belang om de nieuwe rijbak en de loods op korte termijn aan te vragen en te realiseren aangevoerd dat de bedrijfsactiviteiten efficiënter en goedkoper kunnen worden uitgevoerd en dat het aantal te houden paarden kan toenemen. Daartegenover staat het belang van de stichtingen om onomkeerbare gevolgen te voorkomen. De voorzieningenrechter overweegt dat de bestaande bedrijfsactiviteiten op het perceel weliswaar kleinschaliger zijn dan Lakeside Farm B.V. beoogt, maar zij heeft niet gesteld dat de continuïteit van het bedrijf in gevaar komt als de loods en de nieuwe rijbak niet op korte termijn kunnen worden gerealiseerd. Aan het financiële nadeel dat Lakeside Farm B.V. ondervindt van een vertraging in de realisatie van deze twee voorzieningen wordt dan ook geen doorslaggevend belang toegekend.
De voorzieningenrechter ziet gezien het voorgaande na afweging van de genoemde belangen aanleiding om het verzoek toe te wijzen.
5. De raad moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van 27 juni 2024 van de raad van de gemeente Peel en Maas, waarbij het bestemmingsplan "Vieruitersten 24 Meijel" is vastgesteld;
II. veroordeelt de raad van de gemeente Peel en Maas tot vergoeding van bij de stichtingen Verwerving Extra Eigendommen voor Natuurontwikkeling en Werkgroep Behoud de Peel in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
III. gelast dat de raad van de gemeente Peel en Maas het door de stichtingen Verwerving Extra Eigendommen voor Natuurontwikkeling en Werkgroep Behoud de Peel voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 371,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling aan een van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. J.F. de Groot, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.
w.g. De Groot
voorzieningenrechter
w.g. Van Helvoort
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 oktober 2024
361