ECLI:NL:RVS:2024:4051
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- J.M. Willems
- T. van Goeverden-Clarenbeek
- A.J.Q. Oskam
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit CBR inzake vrijstelling module Personeelsmanagement
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 9 augustus 2023, waarin het beroep tegen een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) ongegrond werd verklaard. De achtergrond van het geschil is dat [appellant] stelt dat CBR niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een vrijstelling van de module 'Personeelsmanagement'. Hij heeft CBR op 14 oktober 2021 in gebreke gesteld, maar CBR heeft aangevoerd dat de ingebrekestelling pas op 29 april 2022 is ontvangen. De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat er geen sprake was van schending van de hoorplicht en dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de ingebrekestelling op de juiste wijze was verzonden.
Tijdens de mondelinge uitspraak op 30 september 2024 bevestigde de Afdeling de uitspraak van de rechtbank. [appellant] voerde in hoger beroep aan dat de rechtbank had miskend dat hij met de verzendbewijzen had aangetoond dat hij de ingebrekestelling op 14 oktober 2021 had verzonden. Hij herhaalde ook zijn eerdere argumenten over de hoorplicht. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank gemotiveerd op deze gronden was ingegaan en dat [appellant] geen nieuwe redenen had aangedragen die de beoordeling van de rechtbank zouden ondermijnen. De Afdeling concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en dat CBR geen proceskosten hoefde te vergoeden.