ECLI:NL:RVS:2024:4106

Raad van State

Datum uitspraak
11 oktober 2024
Publicatiedatum
11 oktober 2024
Zaaknummer
202405000/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdelingen tegen beëindiging bemiddeling door de Dienst Terugkeer & Vertrek

Op 11 oktober 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. A.W.J. van der Meer, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de beëindiging van de bemiddeling door de Dienst Terugkeer & Vertrek, zoals aangekondigd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in een brief van 20 september 2023. De staatssecretaris verklaarde het verzoek om bemiddeling niet verder in behandeling te nemen.

In reactie op deze beslissing hebben de vreemdelingen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 3 november 2023 door de staatssecretaris niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Den Haag heeft op 11 juli 2024 het beroep van de vreemdelingen ongegrond verklaard. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft op goede gronden geoordeeld en de Raad van State heeft de motivering van de rechtbank overgenomen. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202405000/1/V1.
Datum uitspraak: 11 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1], mede voor haar minderjarige kinderen en [vreemdeling 2],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 11 juli 2024 in zaak nr. NL23.37791 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij brief van 20 september 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdelingen te kennen gegeven dat hij de bemiddeling door de Dienst Terugkeer & Vertrek als beëindigd beschouwt en het verzoek om bemiddeling niet verder in behandeling neemt.
Bij besluit van 3 november 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 11 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. A.W.J. van der Meer, advocaat in Dordrecht, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De Afdeling neemt de motivering onder 8.1, 9.1, 10.1 en 15.1 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hanrath
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 oktober 2024
392