ECLI:NL:RVS:2024:4120
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring verblijfsvergunning
Op 10 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. De zaak betreft een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. Deze aanvraag werd op 15 augustus 2024 door de minister van Asiel en Migratie niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling ging tegen deze beslissing in beroep bij de rechtbank Den Haag, maar deze verklaarde het beroep op 23 september 2024 ongegrond.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. G.E. Jans, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden.
Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 10 oktober 2024, door de voorzieningenrechter J.Th. Drop, in tegenwoordigheid van griffier S. Nederhoff.