ECLI:NL:RVS:2024:4127

Raad van State

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
202405675/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende uitstel van vertrek

Op 15 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Asiel en Migratie een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 22 augustus 2024 het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de vreemdeling geen uitstel van vertrek te verlenen, had vernietigd. De staatssecretaris had op 27 oktober 2022 ambtshalve geweigerd om de vreemdeling uitstel van vertrek te verlenen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Het bezwaar van de vreemdeling tegen dit besluit werd op 10 mei 2024 ongegrond verklaard door de staatssecretaris.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de beoordeling van het hoger beroep van de minister nader onderzoek vereist, wat niet goed past binnen de huidige procedure. Gezien de belangen van zowel de minister als de vreemdeling heeft de voorzieningenrechter besloten om een voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de minister van Asiel en Migratie niet verplicht is om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

De uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, in aanwezigheid van mr. D.I. van Kesteren als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.

Uitspraak

202405675/2/V2.
Datum uitspraak: 15 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 22 augustus 2024 in zaak nr. NL24.21475 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 27 oktober 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opnieuw ambtshalve geweigerd om de vreemdeling krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen.
Bij besluit van 10 mei 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 augustus 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De minister heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoeft uit te voeren totdat de Afdeling op zijn hoger beroep heeft beslist.
2.       De beoordeling van het hoger beroep vergt nader onderzoek, waarvoor deze procedure zich niet goed leent. Daarom en gelet op de belangen die de minister en de vreemdeling naar voren hebben gebracht, treft hij een voorlopige voorziening.
3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. J.J.W.P. van Gastel, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Van Gastel
voorzieningenrechter
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2024
915