ECLI:NL:RVS:2024:4127
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende uitstel van vertrek
Op 15 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Asiel en Migratie een voorlopige voorziening heeft verzocht. Dit verzoek volgde op een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 22 augustus 2024 het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de vreemdeling geen uitstel van vertrek te verlenen, had vernietigd. De staatssecretaris had op 27 oktober 2022 ambtshalve geweigerd om de vreemdeling uitstel van vertrek te verlenen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Het bezwaar van de vreemdeling tegen dit besluit werd op 10 mei 2024 ongegrond verklaard door de staatssecretaris.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat de beoordeling van het hoger beroep van de minister nader onderzoek vereist, wat niet goed past binnen de huidige procedure. Gezien de belangen van zowel de minister als de vreemdeling heeft de voorzieningenrechter besloten om een voorlopige voorziening te treffen. Dit houdt in dat de minister van Asiel en Migratie niet verplicht is om de uitspraak van de rechtbank uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
De uitspraak is gedaan door mr. J.J.W.P. van Gastel, in aanwezigheid van mr. D.I. van Kesteren als griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 oktober 2024.