ECLI:NL:RVS:2024:4128

Raad van State

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
15 oktober 2024
Zaaknummer
202405923/1/V3 en 202405923/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet in behandeling nemen aanvragen

Op 15 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening en hoger beroep van twee vreemdelingen, mede voor hun minderjarige kind. De vreemdelingen hadden aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 23 juli 2024 niet in behandeling zijn genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, verklaarde op 18 september 2024 de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden, waardoor het hoger beroep ongegrond werd verklaard.

De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 15 oktober 2024.

Uitspraak

202405923/1/V3 en 202405923/2/V3.
Datum uitspraak: 15 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2], mede voor hun minderjarige kind,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 18 september 2024 in zaken nrs. NL24.29789, NL24.29791 en NL24.29793 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluiten van 23 juli 2024 heeft de minister de aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 18 september 2024 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. P. Kramer-Ograjansek, advocaat in Sittard, hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank is namelijk terecht en op goede gronden tot haar oordeel gekomen. De voorzieningenrechter van de Afdeling neemt de motivering onder 6 tot en met 9 van de uitspraak van de rechtbank over.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. Drop
voorzieningenrechter
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2024
846-1111