ECLI:NL:RVS:2024:4190
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M.J.M. Ristra-Peeters
- W.M. Vos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 17 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 28 juni 2024 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. U.H. Hansma, heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 18 september 2024 het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden geoordeeld, en de voorzieningenrechter neemt de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden, waardoor verdere motivering niet noodzakelijk is.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 oktober 2024.