ECLI:NL:RVS:2024:4254

Raad van State

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
202406366/1/V3 en 202406366/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en niet-ontvankelijkheid hoger beroep in asielzaak

Op 23 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 9 juli 2024 niet in behandeling genomen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Alkir, advocaat in Eindhoven, heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond. De rechtbank verklaarde op 10 oktober 2024 het beroep ongegrond.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet gericht was tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling heeft niet voldoende onderbouwd waarom de uitspraak van de rechtbank onjuist zou zijn. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.

Daarnaast heeft de vreemdeling verzocht om een voorlopige voorziening, maar ook dit verzoek werd afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de minister van Asiel en Migratie geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 23 oktober 2024.

Uitspraak

202406366/1/V3 en 202406366/2/V3.
Datum uitspraak: 23 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 10 oktober 2024 in zaak nr. NL24.27839 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 9 juli 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 10 oktober 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Alkir, advocaat in Eindhoven, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Nouta, griffier.
w.g. Sevenster
voorzieningenrechter
w.g. Nouta
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2024
279