ECLI:NL:RVS:2024:4322
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag over de bewaring van een vreemdeling
Op 29 oktober 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 29 augustus 2024 het beroep van de vreemdeling tegen het voortduren van zijn bewaring ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling was in bewaring gesteld op 3 maart 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. In hoger beroep voerde de vreemdeling aan dat er redenen waren om het hoger beroep toch in behandeling te nemen, ondanks het feit dat volgens de wet geen hoger beroep mogelijk is tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. De Raad van State oordeelde echter dat de aangevoerde redenen niet voldoende waren om het verbod op hoger beroep te doorbreken. De Afdeling verklaarde zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen, en de minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.