ECLI:NL:RVS:2024:4355
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep inzake visum voor kort verblijf
Op 30 oktober 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van een visumaanvraag door de minister van Buitenlandse Zaken. De vreemdeling had op 7 november 2022 een aanvraag ingediend voor een visum voor kort verblijf, welke door de minister werd afgewezen. Hiertegen maakte de vreemdeling bezwaar, maar dit werd op 8 augustus 2023 door de minister ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 1 augustus 2024 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard.
De Raad van State oordeelde dat de rechtbank uitspraak deed over een visum voor een verblijf van 90 dagen of minder, waartegen volgens artikel 84, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 geen hoger beroep mogelijk is. Hierdoor verklaarde de Raad van State zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De minister van Buitenlandse Zaken werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.T. Gazai, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.