202205974/1/A3.
Datum uitspraak: 30 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 augustus 2022 in zaak nr. 21/4343 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
[appellant] heeft beroep ingesteld tegen het niet op tijd nemen van een besluit door de Belastingdienst/Toeslagen.
Bij uitspraak van 24 augustus 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 februari 2024, waar [appellant] en de Belastingdienst/Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 24 augustus 2022. De rechtbank heeft hierin geoordeeld dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk is omdat hij het griffierecht niet heeft betaald. Ook heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat een vrijstelling op zijn situatie van toepassing is.
[appellant] betoogt in hoger beroep dat hij door de rechtbank Amsterdam structureel in zijn recht op toegang tot de rechter wordt geschaad. Hij is van mening dat de rechtbank zijn zaak inhoudelijk had moeten behandelen.
2. Het wettelijk kader is opgenomen als bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
3. De Afdeling begrijpt de frustratie van [appellant]. Maar, zij is van oordeel dat de uitspraak van de rechtbank in overeenstemming is met de regelgeving en de jurisprudentie. Dat de rechtbank in andere zaken van [appellant] geen griffierecht heeft geheven omdat hij voldeed aan de voorwaarden voor vrijstelling van het heffen van griffierecht, betekent niet dat de rechtbank in deze zaak niet overeenkomstig de wettelijke bepalingen griffierecht mag heffen. De rechtbank heeft door het beroep niet inhoudelijk te behandelen geen blijk gegeven van een zodanig ernstige schending van de eisen van een goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, dat van een eerlijk proces geen sprake zou zijn.
4. De Afdeling is gelet op het voorgaande onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep van [appellant] kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. C.J. Borman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.W.M.J. Bossmann, griffier.
w.g. Borman
lid van de enkelvoudige kamer
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
Uitgesproken in het openbaar op 30 oktober 2024
314-990
BIJLAGE | WETTELIJK KADER
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 8:54
1. Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat:
a. de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is,
b. het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is,
c. het beroep kennelijk ongegrond is, of
d. het beroep kennelijk gegrond is.
2. In de uitspraak na toepassing van het eerste lid worden partijen gewezen op artikel 8:55, eerste lid.
8:104
[…]
2. Geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen:
a. een uitspraak van de rechtbank na toepassing van artikel 8:54, eerste lid.
[…]