ECLI:NL:RVS:2024:439

Raad van State

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
5 februari 2024
Zaaknummer
202207015/1/V2.
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 14 mei 2021 afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Stoetzer-van Esch, heeft tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 15 november 2022, hoger beroep ingesteld. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard.

Tijdens het hoger beroep heeft de vreemdeling nieuwe stukken ingediend, waaronder screenshots van Facebookberichten waarin hij kritiek uit op de Egyptische autoriteiten. Deze stukken zijn echter niet in de beoordeling betrokken, omdat ze niet eerder in de procedure zijn ingediend en de vreemdeling geen geldige verklaring heeft gegeven voor het niet indienen ervan in de eerdere fase. De rechtbankuitspraak blijft derhalve het object van hoger beroep, zoals bepaald in de wet.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Het hogerberoepschrift bevat geen vragen die relevant zijn voor de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.

Uitspraak

202207015/1/V2.
Datum uitspraak: 6 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 15 november 2022 in zaak nr. NL21.8949 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 14 mei 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 15 november 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Stoetzer-van Esch, advocaat te Lent, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft eerst in hoger beroep screenshots van Facebookberichten overgelegd waaruit zou blijken dat hij significante kritiek uit op de Egyptische autoriteiten. De Facebookberichten zijn van vóór de rechtbankuitspraak. Deze stukken worden niet bij de beoordeling van het hoger beroep betrokken omdat de uitspraak van de rechtbank ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 dwingend als object van hoger beroep is aangewezen en de vreemdeling geen in rechte te honoreren verklaring heeft gegeven waarom hij deze screenshots niet al in beroep heeft kunnen inbrengen. De vreemdeling kan de screenshots desgewenst in een nieuwe asielaanvraag overleggen en laten beoordelen.
2.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
3.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
w.g. Den Heyer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2024
897-1088