ECLI:NL:RVS:2024:4440

Raad van State

Datum uitspraak
4 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
202406278/1/V1 en 202406278/2/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek voorlopige voorziening in asielzaak

Op 4 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie had deze aanvraag op 19 augustus 2024 buiten behandeling gesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.S. Frickus, heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 8 oktober 2024 het beroep niet-ontvankelijk verklaarde. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de procedure heeft de gemachtigde van de vreemdeling meegedeeld dat de vreemdeling is vertrokken en vrijwillig heeft afgezien van opvang. Dit leidde de Afdeling tot de conclusie dat de vreemdeling geen belang meer had bij een beoordeling van het hoger beroep, aangezien hij niet langer bescherming in Nederland zocht. De voorzieningenrechter heeft daarom het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van het belang bij het hoger beroep en de voorwaarden waaronder een verzoek om voorlopige voorziening kan worden afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 november 2024.

Uitspraak

202406278/1/V1 en 202406278/2/V1.
Datum uitspraak: 4 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 8 oktober 2024 in zaak nr. NL24.32534 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 19 augustus 2024 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, buiten behandeling gesteld.
Bij uitspraak van 8 oktober 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.S. Frickus, advocaat in Zoetermeer, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft desgevraagd een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De gemachtigde van de vreemdeling heeft de Afdeling laten weten dat zij van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers heeft vernomen dat de vreemdeling is vertrokken en vrijwillig heeft afgezien van opvang. Verder heeft de gemachtigde laten weten dat zij geen contact meer heeft met de vreemdeling. Hieruit leidt de Afdeling af dat de vreemdeling niet langer bescherming in Nederland zoekt. Daarom heeft de vreemdeling geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. Q. Boon, griffier.
w.g. Sevenster
voorzieningenrechter
w.g. Boon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 4 november 2024
977