ECLI:NL:RVS:2024:4444

Raad van State

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
202406168/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na hoger beroep

Op 5 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in een asielzaak. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister op 13 september 2024 niet in behandeling werd genomen. Hiertegen heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 27 september 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

In de uitspraak van 5 november 2024 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat, aangezien er inmiddels op het hoger beroep is beslist, er geen noodzaak meer is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek van de vreemdeling is afgewezen. De voorzieningenrechter heeft tevens bepaald dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202406168/2/V3.
Datum uitspraak: 5 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, van:
[de vreemdeling],
verzoeker.
Procesverloop
Bij besluit van 13 september 2024 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 27 september 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Bij uitspraak van vandaag heeft de Afdeling op het hoger beroep van de vreemdeling beslist. Daarom wordt geen voorlopige voorziening getroffen.
2.       Het verzoek wordt afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Vos, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Vos
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 november 2024
644-1125