ECLI:NL:RVS:2024:4527
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M.J.M. Ristra-Peeters
- A.M. van Meurs-Heuvel
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 10 juli 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 15 oktober 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.W.M. van Erp, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 7 november 2024 uitspraak gedaan. De rechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat deze terecht en op goede gronden tot haar oordeel is gekomen. De voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over en concludeerde dat het hoger beroep ongegrond is.
Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en biedt daarmee duidelijkheid in deze asielzaak.