ECLI:NL:RVS:2024:4536

Raad van State

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
202406009/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 27 september 2022. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 21 maart 2024 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 23 augustus 2024 de uitspraak deed dat het beroep ongegrond was. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Karsten, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Raad van State heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep eindigde op 24 september 2024, maar het hogerberoepschrift is pas na deze datum ontvangen. De vreemdeling heeft aangevoerd dat er bijzondere persoonlijke omstandigheden waren aan de zijde van zijn gemachtigde, maar de Raad van State oordeelt dat deze omstandigheden geen reden zijn om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen. De vreemdeling draagt het risico van het niet tijdig indienen van het hoger beroep.

Uiteindelijk heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en beslist dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 november 2024.

Uitspraak

202406009/1/V1.
Datum uitspraak: 8 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 23 augustus 2024 in zaak nr. NL24.12697 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 27 september 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 21 maart 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij mondelinge uitspraak van 23 augustus 2024, waarvan het proces-verbaal is verzonden op 27 augustus 2024, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Karsten, advocaat in Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de vreemdeling zich nader uitgelaten.
Overwegingen
1.       De termijn voor het instellen van hoger beroep eindigde op 24 september 2024. Het hogerberoepschrift is daarna bij de Raad van State binnengekomen. De vreemdeling heeft het hogerberoepschrift daarom niet op tijd ingediend. Wat de vreemdeling heeft aangevoerd over bijzondere persoonlijke omstandigheden aan de zijde van zijn gemachtigde, is geen reden om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen. De omstandigheden waar hij zich op beroept komen voor zijn risico.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hanrath
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2024
392