ECLI:NL:RVS:2024:4536
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 27 september 2022. De vreemdeling maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 21 maart 2024 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de vreemdeling beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, die op 23 augustus 2024 de uitspraak deed dat het beroep ongegrond was. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.A.M. Karsten, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep eindigde op 24 september 2024, maar het hogerberoepschrift is pas na deze datum ontvangen. De vreemdeling heeft aangevoerd dat er bijzondere persoonlijke omstandigheden waren aan de zijde van zijn gemachtigde, maar de Raad van State oordeelt dat deze omstandigheden geen reden zijn om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen. De vreemdeling draagt het risico van het niet tijdig indienen van het hoger beroep.
Uiteindelijk heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard en beslist dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier, en is openbaar uitgesproken op 8 november 2024.