202300598/1/A2.
Datum uitspraak: 13 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats]
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank MiddenNederland van 8 december 2022 in zaak nr. 22/2167 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW).
Procesverloop
Bij besluit van 13 september 2021 heeft de RDW de tenaamstelling van het voertuig met kenteken […] (hierna: het voertuig) vervallen verklaard.
Bij besluit van 19 april 2022 heeft de RDW het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 december 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De RDW heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 augustus 2024, waar [appellant], bijgestaan door mr. B.M.C.F. de Groen, advocaat in Breda, en de RDW, vertegenwoordigd door mr. D. Schokker, zijn verschenen. Aan de zijde van de RDW zijn H. de Ruig en Y. Knijff als deskundigen verschenen.
Overwegingen
Wettelijk kader
1. Het in deze zaak toepasselijke wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Inleiding
2. Op grond van artikel 36, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 moeten motorrijtuigen en aanhangwagens overeenkomen met de gegevens die daarover zijn opgenomen in het kentekenregister. Ter bevestiging van de inschrijving in het kentekenregister en de tenaamstelling wordt door de RDW een kentekenbewijs afgegeven. Een kentekenbewijs verliest onder andere zijn geldigheid door het verval van de tenaamstelling in het kentekenregister. Voor de afgifte van het kentekenbewijs en de tenaamstelling is het voertuigidentificatienummer (hierna: VIN) van belang. Bij de productie van een voertuig kent de voertuigfabrikant aan het voertuig als geheel een VIN toe en slaat hij het nummer in onderdelen van het voertuig. Een VIN dient niet ter identificatie van de verschillende onderdelen, maar van het voertuig als geheel.
3. [appellant] is houder van het kenteken van het voertuig dat hij in 2014 heeft gekocht. Het kenteken is afgegeven op 17 oktober 1995. Op 22 juli 2021 heeft een technisch medewerker van de RDW een onderzoek ingesteld naar de identiteit van het voertuig. Naar aanleiding van het onderzoek zijn op twee onderdelen van het voertuig nummers aangetroffen die niet overeenkomen met het originele VIN. Verder was het niet mogelijk om het motorblok in het voertuig te identificeren en is het nummer van de versnellingsbak afkomstig van een andere Mercedes die als status ‘geschoond' heeft. De onderzoeksbevindingen zijn opgenomen in een onderzoeksrapport. Volgens dat rapport is het niet mogelijk om de originele identiteit van het voertuig vast te stellen.
4. Naar aanleiding van de bevindingen van de technisch medewerker heeft de RDW op grond van artikel 40b, vierde lid, aanhef en onder a, van het Kentekenreglement het besluit van 13 september 2021 genomen, waardoor het kentekenbewijs op grond van artikel 52c, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994 zijn geldigheid heeft verloren. Aan dat besluit is ten grondslag gelegd dat niet is vast te stellen dat het door [appellant] getoonde kentekenbewijs bij het onderzochte voertuig hoort, omdat bij het onderzoek is gebleken dat het chassis en de aandrijflijn, specifiek het motorblok, niet zijn te identificeren. Daarom kan de RDW geen VIN vaststellen en geen kentekenbewijs afgeven.
Aangevallen uitspraak
5. Volgens de rechtbank is niet doorslaggevend of het voertuig op 17 oktober 1995 in orde is gevonden bij het onderzoek ten behoeve van het verkrijgen van een Nederlands kentekenbewijs. Het is niet uitgesloten dat op een later moment twijfel kan ontstaan over de identiteit van het voertuig en, als de identiteit vervolgens niet kan worden vastgesteld, ook dan de conclusie wordt getrokken dat het afgegeven kentekenbewijs niet meer bij het voertuig hoort. Het gaat om de vraag of het voertuig op 22 juli 2021 te identificeren was en daarmee om de toestand van het voertuig op het moment van dit onderzoek. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de RDW zich op basis van de conclusies van de technisch medewerker terecht op het standpunt gesteld dat ingevolge artikel 5, vierde lid, van de Bijlage bij de Regeling voertuigen geen VIN voor het voertuig wordt vastgesteld. De RDW heeft daarom van zijn bevoegdheid gebruik kunnen maken om de tenaamstelling met betrekking tot het kenteken […] vervallen te verklaren.
Hoger beroep
6. [appellant] is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Hij stelt dat het voertuig in 1992 of 1993 in Duitsland is geproduceerd en op de markt is gekomen, dat het voertuig bij een ongeval ernstig is beschadigd, dat het in Nederland is gerestaureerd en dat het daarna in 1995 ter keuring is aangeboden bij de RDW en in Nederland op kenteken is gezet, waarbij het alleen een nieuw chassisnummer heeft gekregen. Omdat de RDW de eerste datum van registratie niet kon achterhalen, is aan het voertuig bouwjaar 1985 toegekend, zijnde het jaar waarop de eerste Mercedes-Benz W124 is uitgebracht. Bij de keuring in 1995 is met goedkeuring van de RDW een aantal drastische wijzigingen aangebracht in de administratieve verwerking van het voertuig. Het is merkwaardig dat de stukken van de invoering van het voertuig niet aanwezig zijn in het dossier van de RDW of zijn gebruikt bij de totstandkoming van het besluit. Het gaat om essentiële stukken, waaruit blijkt dat het voertuig is goedgekeurd op de wijze, zoals het voertuig hedendaags te boek staat. Pas nadat deze stukken zijn toegevoegd aan het dossier, is een gedegen identiteitsonderzoek mogelijk. Uit dit onderzoek zal blijken dat de RDW het nieuwe chassisnummer heeft gecreëerd. Bij e-mail van 25 januari 2023 heeft de Federatie Historische Automobiel- en Motorfietsclubs (hierna: FEHAC) laten weten dat zij documenten uit het archief heeft gekregen, waarbij hoogstwaarschijnlijk het voertuig naar voren komt. Hierdoor bestaat de kans dat wordt aangetoond dat de RDW een foute beslissing heeft genomen, aldus [appellant].
6.1. Indien, zoals [appellant] heeft gesteld, het voertuig op 17 oktober 1995 is onderzocht en in orde is bevonden, betekent dat niet dat er later geen twijfel kan ontstaan over de identiteit van het voertuig. Het is, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, niet uitgesloten dat op een later moment tot de conclusie wordt gekomen dat het VIN niet is vast te stellen en dat een afgegeven kentekenbewijs niet meer bij het voertuig hoort (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 14 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3714, onder 6.1). Het identiteitsonderzoek heeft op 22 juli 2021 plaatsgevonden. Dat was meer dan 25 jaar na de inschrijving, waardoor archiefstukken over de inschrijving niet meer voorhanden waren, zoals de RDW in de schriftelijke uiteenzetting heeft vermeld. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt, met verklaringen van de FEHAC of anderszins, dat het voertuig dat op 17 oktober 1995 in orde is bevonden hetzelfde is als het voertuig dat op 22 juli 2021 is onderzocht en dat daaraan in de tussentijd door hemzelf dan wel eerdere eigenaren geen wijzingen zijn aangebracht die niet aan de RDW zijn gemeld, terwijl dat wel had moeten gebeuren.
Het betoog van [appellant] geeft geen grond voor het oordeel dat de RDW redelijkerwijs geen gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de tenaamstelling van het voertuig vervallen te verklaren. Het betoog slaagt niet.
Slotsom
7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
Proceskosten
8. De RDW hoeft geen proceskosten te betalen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hazen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2024
452-1129
BIJLAGE
Wegenverkeerswet 1994
Artikel 36
(...)
5. Motorrijtuigen en aanhangwagens dienen overeen te komen met de gegevens in het voor het betrokken voertuig afgegeven kentekenbewijs en met de gegevens die omtrent het voertuig zijn opgenomen in het kentekenregister, tenzij krachtens artikel 71 een bepaalde afwijking van die gegevens is toegestaan.
Artikel 52c
1. Een kentekenbewijs verliest zijn geldigheid door:
a. het verval van de tenaamstelling in het kentekenregister;
(…).
Kentekenreglement
Artikel 40b
(…)
4. De Dienst Wegverkeer kan een tenaamstelling vervallen verklaren indien naar oordeel van deze dienst blijkt dat:
a. degene op wiens naam het voertuig is ingeschreven opgehouden is eigenaar, bezitter of houder van het voertuig te zijn;
(…).
Regeling voertuigen
Artikel 2.1
1. In het kader van een aanvraag tot inschrijving of tenaamstelling, een individuele goedkeuring of een door de Dienst Wegverkeer uitgevoerd onderzoek kan door de Dienst Wegverkeer het voertuigidentificatienummer worden vastgesteld.
2. Indien van een voertuig het voertuigidentificatienummer ontbreekt, teniet is gegaan of geheel of ten dele onleesbaar is geworden, kan door de Dienst Wegverkeer een voertuigidentificatienummer
worden vastgesteld, toegekend en ingeslagen.
3. Het voertuigidentificatienummer wordt vastgesteld, toegekend en ingeslagen op de wijze, bepaald in bijlage I.
(…).
Bijlage I. bijhorende bij artikel 2.1, derde lid
Artikel 5
(…)
4. Indien één of meer hoofdonderdelen niet zijn te identificeren of indien blijkt dat één of meer hoofdonderdelen van diefstal afkomstig zijn, wordt geen voertuigidentificatienummer vastgesteld.
(…).