202301226/1/R2.
Datum uitspraak: 11 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellante], wonend in Kwadendamme, gemeente Borsele,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 6 februari 2023 in zaak nr. 22/5597 in het geding tussen:
[appellante]
en
het college van burgemeester en wethouders van Borsele.
Openbare zitting gehouden op 11 november 2024 om 09:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. J. Gundelach, voorzitter
griffier: mr. J.E.H.J. Vollaers
jurist: mr. E. Steinz
Verschenen:
Het college van burgemeester en wethouders van Borsele, vertegenwoordigd door J.P. Buijze, bijgestaan door mr. A Schreijenberg, advocaat in Middelburg;
[appellante] heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekend maken van een van rechtswege verleende vergunning.
Bij uitspraak van 6 februari 2023 heeft de rechtbank het beroep van [appellante] tegen het niet tijdig nemen van een van rechtswege gegeven vergunning, niet-ontvankelijk verklaard.
Het hoger beroep richt zich tegen deze uitspraak.
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
De redenen hiervoor zijn de volgende:
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Voor de beoordeling van het hoger beroep blijft het recht zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing.
Inleiding
2. Volgens [appellante] heeft het college niet tijdig op haar aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de verbouw van haar bedrijfspand tot bedrijfswoning op het perceel [locatie] in Kwadendamme (hierna: het perceel) beslist en is de gevraagde omgevingsvergunning van rechtswege verleend.
Ter beoordeling voorliggende vraag
3. In deze procedure gaat het om de vraag of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het standpunt van het college juist is. Dat standpunt is dat de aanvraag om omgevingsvergunning van [appellante] niet in overeenstemming is met het bestemmingsplan "Omgevingsplan Buitengebied Borsele 2018" en dat daarom ook een omgevingsvergunning voor het kunnen afwijken van het bestemmingsplan nodig is. Volgens het college is in dat geval de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is. Als dat zo is, dan is er geen omgevingsvergunning van rechtswege verleend.
Is de omgevingsvergunning van rechtswege verleend?
4. Op grond van het bestemmingsplan is op de gronden van [appellante] alleen "het wonen voor zover noodzakelijk voor de bedrijfsvoering" toegestaan. Hierover zijn partijen het ook eens. Als het gaat om een woning die niet noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering, dan kan de omgevingsvergunning daarvoor alleen met de uitgebreide voorbereidingsprocedure worden verleend. Ook daarover zijn partijen het eens.
5. De Afdeling is van oordeel dat de rechtbank terecht heeft overwogen dat de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is. De rechtbank heeft namelijk terecht overwogen dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat [appellante] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het wonen op het perceel noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering van haar kwekerij. Anders dan [appellante] betoogt, kan die noodzaak niet uit de bouwtekening bij de aanvraag worden afgeleid. Daarnaast verwijst [appellante] naar de door haar opgestelde toelichting van 15 januari 2020. Daaruit volgt volgens haar die noodzaak ook. Maar de omstandigheden en werkzaamheden die daarin staan beschreven (zoals het houden van toezicht en het onderhoud van de kwekerij en de machines), maken niet dat het wonen noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering van de kwekerij. De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat het college in aanmerking heeft mogen nemen dat op de locatie al langere tijd een kwekerijbedrijf wordt geëxploiteerd, zonder dat daarbij een bedrijfswoning aanwezig was.
Daarnaast heeft het college de Agrarische Adviescommissie Zeeland (hierna: AAZ) verzocht om advies te geven over de vraag of de woning van [appellante] noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering van het kwekerijbedrijf. Daaraan heeft [appellante] geen medewerking verleend. Dat het college niet verplicht zou zijn om advies te vragen aan de AAZ, betekent - anders dan [appellante] betoogt - niet dat het college geen advies mocht vragen.
Het betoog slaagt niet.
6. De rechtbank heeft dus terecht geoordeeld dat voor het bouwplan ook een omgevingsvergunning is vereist voor het afwijken van het bestemmingsplan. Hiervoor moet de uitgebreide voorbereidingsprocedure worden gevolgd. Er is dus geen omgevingsvergunning van rechtswege verleend. Dat betekent dat de rechtbank het beroep van [appellante] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
7. Het hoger beroep is ongegrond.
8. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Gundelach
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Vollaers
griffier
880-1019