ECLI:NL:RVS:2024:4662

Raad van State

Datum uitspraak
14 november 2024
Publicatiedatum
15 november 2024
Zaaknummer
202406182/1/V2 en 202406182/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening

Op 14 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De aanvraag was eerder afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid bij besluiten van 21 en 28 augustus 2024. De vreemdeling had hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 2 oktober 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.M. Langereis, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

Tijdens de procedure heeft de minister van Asiel en Migratie laten weten dat de vreemdeling zelfstandig uit Nederland is vertrokken. De gemachtigde van de vreemdeling bevestigde dit op 6 november 2024, zonder te melden dat er nog contact was met de vreemdeling of dat hij nog bescherming in Nederland zocht. De Afdeling concludeerde hieruit dat de vreemdeling geen belang meer had bij een beoordeling van het hoger beroep.

Daarom verklaarde de voorzieningenrechter het hoger beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 14 november 2024, en de beslissing werd vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, met mr. M.A. Huizer als griffier.

Uitspraak

202406182/1/V2 en 202406182/2/V2.
Datum uitspraak: 14 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 2 oktober 2024 in zaak nr. NL24.32937 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 21 augustus 2024, aangevuld bij besluit van 28 augustus 2024, heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 2 oktober 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.M. Langereis, advocaat in Zoetermeer, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De minister heeft een nader stuk ingediend, waarop de gemachtigde van de vreemdeling heeft gereageerd.
Overwegingen
1.       De minister heeft de Afdeling bij brief van 29 oktober 2024 laten weten dat de vreemdeling zelfstandig uit Nederland is vertrokken. De gemachtigde van de vreemdeling heeft desgevraagd op 6 november 2024 laten weten dat zij ook heeft vernomen dat de vreemdeling is vertrokken. Zij heeft daarbij niet laten weten dat zij nog contact heeft met de vreemdeling en dat hij nog prijs stelt op bescherming in Nederland. Daaruit leidt de Afdeling af dat de vreemdeling niet langer daadwerkelijk bescherming in Nederland zoekt. Daarom heeft de vreemdeling geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A. Huizer, griffier.
w.g. Sevenster
voorzieningenrechter
w.g. Huizer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 november 2024
987