ECLI:NL:RVS:2024:4691

Raad van State

Datum uitspraak
15 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
202406309/1/V3 en 202406309/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Burema, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 7 oktober 2024 het beroep van de vreemdeling tegen de niet-ontvankelijkverklaring van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ongegrond heeft verklaard. De rechtbank had op 29 april 2024 besloten dat de aanvraag van de vreemdeling niet-ontvankelijk was, wat de vreemdeling niet accepteerde. Hij verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen in afwachting van de uitkomst van het hoger beroep.

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 15 november 2024 uitspraak gedaan. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de ingediende verzoeken in asielprocedures. De beslissing werd genomen door mr. J. Schipper-Spanninga, in aanwezigheid van griffier mr. J. van de Kolk, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

202406309/1/V3 en 202406309/2/V3.
Datum uitspraak: 15 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 7 oktober 2024 in zaak nr. NL24.19511 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 29 april 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 7 oktober 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Burema, advocaat in Wenum-Wiesel, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
voorzieningenrechter
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 november 2024
347-1020