202303982/1/A3.
Datum uitspraak: 13 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 10 mei 2023 in zaak nr. C/09/641215 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Leidschendam-Voorburg.
Openbare zitting gehouden op 13 november 2024 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. A.B. Blomberg, voorzitter
griffier: mr. S. Langeveld
Verschenen:
de burgemeester van Leidschendam-Voorburg, vertegenwoordigd door I.C.B. Krus;
Veilig Thuis Haaglanden, vertegenwoordigd door [gemachtigde A];
[partij], bijgestaan door mr. E.J.W. Schuijlenburg, advocaat in Leidschendam, vergezeld door S. Paudyal, tolk.
====================================
Bij besluit van 13 december 2022 heeft de burgemeester aan [appellant] op grond van artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth) een huisverbod en een contactverbod met [partij] en hun minderjarige kind opgelegd voor de duur van tien dagen.
Bij besluit van 22 december 2022 heeft de burgemeester het huis- en contactverbod verlengd tot 10 januari 2023.
Bij uitspraak van 10 mei 2023 heeft de rechtbank het door [appellant] tegen beide besluiten ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester en [partij] hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Beslissing
De Afdeling
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Motivering
1. De burgemeester heeft aan [appellant] een huisverbod opgelegd, dat gold van 13 december 2022 (13:51 uur) tot 23 december 2022 (13:51 uur), voor de woning aan de [locatie] in Voorburg. Het huisverbod omvatte tevens een contactverbod met de op dat adres woonachtige achterblijfster en het minderjarige kind van [appellant] en achterblijfster. Op 22 december 2022 heeft de burgemeester het huisverbod met een aansluitende periode van 18 dagen verlengd tot 10 januari 2023 (13:51 uur).
2. De rechtbank heeft, samengevat, geoordeeld dat ten tijde van het huisverbod sprake was van omstandigheden als bedoeld in artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth) en dat de burgemeester daarom terecht het huisverbod aan [appellant] heeft opgelegd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de burgemeester het huisverbod in redelijkheid heeft kunnen verlengen met toepassing van artikel 9 van de Wth.
3. [appellant] heeft in hoger beroep betwist dat er feiten en omstandigheden waren die aanleiding gaven voor oplegging van het huis- en contactverbod. Deze betwisting wordt echter niet onderbouwd met concrete en gedocumenteerde feiten en omstandigheden. De Afdeling ziet dan ook, met de rechtbank, geen aanleiding om te twijfelen aan de inhoud van de rapporten die de burgemeester aan zijn besluiten ten grondslag heeft gelegd. Anders dan [appellant] betoogt, komt uit de stukken naar voren dat sprake was van gevaar en dat dat gevaar ten tijde van het besluit tot verlenging nog niet was geweken. De Afdeling komt op grond hiervan tot het oordeel dat de besluiten zorgvuldig tot stand zijn gekomen.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.
6. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Blomberg
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Langeveld
griffier
317