202304052/1/R3
Datum uitspraak: 20 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend in Deventer,
appellant,
en
de raad van de gemeente Deventer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 mei 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Chw Deventer stad en dorpen, 1e herziening" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak, gelijktijdig met de zaak met zaaknummer 202206934/1/R3, op een zitting behandeld op 6 november 2024, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen. Verder is op de zitting Stichting Torenstad Vastgoed, vertegenwoordigd door [partij], bijgestaan door mr. A. Daan, advocaat te Deventer, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd, het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip, van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 19 januari 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2. Met het bestemmingsplan "Chw Deventer stad en dorpen, 1e herziening" (hierna: 1e herziening) zijn de vier bestemmingsplannen "Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel A", "Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B", "Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel C" en "Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel D", zoals vastgesteld op 1 juli 2020 en in werking getreden op [locatie 3] september 2020, herzien. Met de 1e herziening worden voornamelijk omissies in die vier bestemmingsplannen hersteld. Ook wordt een aantal percelen in overeenstemming gebracht met de huidige feitelijk aanwezige situatie. Verder is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen in de functie agrarisch, die het mogelijk maakt om kleinschalige, particuliere initiatieven voor zonnepanelen te realiseren.
Met de 1e herziening is onder meer voor het perceel [locatie 1] in Deventer de zone van de hoogspanningsverbinding gewijzigd. De bestemming/functie "Maatschappelijk" op dit perceel is ongewijzigd gehandhaafd. De percelen [locatie 2] en [locatie 3] in Deventer maken geen deel uit van het plangebied van de 1e herziening.
2.1. [appellant] woont aan de [locatie 4] in Deventer op ongeveer 20 meter van het plangebied van de 1e herziening. Hij wenst dat ook de percelen [locatie 2] en [locatie 3] deel uitmaken van de 1e herziening. Zijn verzoek is om de bestemming/functie "Maatschappelijk" af te schalen naar "praktijkruimte ten behoeve van medische en/of therapeutische doeleinden".
Wat de Afdeling wel en niet kan beoordelen
3. Voordat de Afdeling het beroep van [appellant] inhoudelijk beoordeelt, zal zij eerst toelichten wat zij wel en niet kan beoordelen. In artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) is bepaald dat bij de bestuursrechter, in dit geval de Afdeling, beroep kan worden ingesteld tegen besluiten van bestuursorganen. Het gaat in deze zaak om het beroep van [appellant] tegen het besluit tot vaststelling van de 1e herziening op 24 mei 2023.
Het is de taak van de Afdeling om te beoordelen of dit besluit in overeenstemming is met het recht aan de hand van de beroepsgronden die appellant tegen dit besluiten heeft aangevoerd. De Afdeling doet dat op basis van de feiten zoals die zich voordeden en het recht zoals dat gold op het moment van het nemen van dit besluit.
Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
3.1. [appellant] heeft bezwaren naar voren gebracht tegen de omgevingsvergunning van 23 december 2020, waarbij een omgevingsvergunning is verleend voor de verbouw van het bestaande kantoorgebouw aan de [locatie 3] in Deventer ten behoeve van een zorgfunctie. Ook heeft hij bezwaren aangevoerd over de raadpleegbaarheid van het op 1 juli 2020 vastgestelde bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B" (hierna: Chw-bestemmingsplan). Dit plan is, voor zover het gaat om de hier relevante delen, door de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1978, onherroepelijk. Daarnaast heeft [appellant] bezwaren naar voren gebracht over de communicatie die tussen hem en Stichting Torenstad Vastgoed en de gemeente Deventer heeft plaatsvonden. Deze bezwaren van [appellant] gaan niet over het besluit tot vaststelling van de 1e herziening op 24 mei 2023. De Afdeling zal deze bezwaren hierna daarom niet inhoudelijk beoordelen.
Planbegrenzing
4. [appellant] wijst erop dat voor de percelen [locatie 2], [locatie 3] en [locatie 4] in Deventer op basis van het vroegere bestemmingsplan "Rivierenwijk en Snippeling", vastgesteld op 15 september 2010, een gemengde bestemming gold. Op basis daarvan was een "praktijkruimte ten behoeve van medische en/of therapeutische doeleinden" toegelaten. Op 1 juli 2020 is het Chw-bestemmingsplan vastgesteld. In dit bestemmingsplan is aan de drie percelen de bestemming/functie "Maatschappelijk" toegekend. Op 23 december 2020 heeft het college van burgemeester en wethouders van Deventer aan Stichting Torenstad Vastgoed een omgevingsvergunning verleend voor de verbouw van het bestaande kantoorgebouw aan de [locatie 3] ten behoeve van een zorgfunctie. Deze stichting had het voornemen om het pand te verhuren aan Stichting IrisZorg, die 24 uurs zorg/opvang met beschermd wonen biedt aan personen met psychiatrische en verslavingsproblematiek. Het college heeft dit beoogde gebruik in overeenstemming met de bestemming/functie "Maatschappelijk" van het Chw-bestemmingsplan geacht.
[appellant] betoogt dat in de 1e herziening de bestemming/functie "Maatschappelijk" worden teruggedraaid naar de bestemming die was toegekend in het bestemmingsplan "Rivierenwijk en Snippeling". Volgens hem was de bestemming "Maatschappelijk" in het Chw-bestemmingsplan ten opzichte van het bestemmingsplan "Rivierenwijk en Snipperling" namelijk een onbedoelde en onzichtbare verruiming.
4.1. Zoals onder 2 al is aangegeven, maken de percelen [locatie 2] en [locatie 3] geen deel uit van het plangebied van de 1e herziening. De Afdeling vat daarom het betoog van [appellant] inhoudende dat ook de percelen [locatie 2] en [locatie 3] deel uit moet maken van de 1e herziening en dat de voor deze percelen geldende bestemming/functie "Maatschappelijk" moet worden gewijzigd, op als een bezwaar gericht tegen de begrenzing van het bestemmingsplan.
De Afdeling overweegt dat de raad beleidsruimte toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Maar deze ruimte strekt niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt in dit verband of er zo’n ruimtelijke samenhang bestaat tussen de 1e herziening en de percelen [locatie 2] en [locatie 3], dat de raad deze percelen niet buiten de 1e herziening had mogen laten.
De Afdeling stelt vast dat de raad in de Reactienota zienswijzen naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan stelt dat de reden om het perceel aan de [locatie 1] in het plangebied van de 1e herziening te betrekken, erin is gelegen dat dit perceel binnen de zone van de hoogspanningsverbinding ligt en deze zone moest worden gewijzigd. Het perceel is niet opgenomen om de onderliggende functies, waaronder de bestemming/functie "Maatschappelijk", te herzien. De raad heeft daarom de percelen [locatie 2] en [locatie 3] niet betrokken in het plangebied van de 1e herziening.
Onder deze omstandigheden en gelet op de aan de raad toekomende beleidsruimte is de Afdeling van oordeel dat de raad zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Vanwege het ontbreken van de ruimtelijke samenhang hoefde de raad de percelen [locatie 2] en [locatie 3] niet te betrekken in het plangebied van de 1e herziening.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
6. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J. Gundelach, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.N. Witsen, griffier.
w.g. Gundelach
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Witsen
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2024
727