202306869/1/R1.
Datum uitspraak: 20 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B] (hierna samen en in enkelvoud: [appellant]), wonend in Muiderberg, gemeente Gooise meren,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Gooise Meren,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 20 september 2023 heeft de raad van de gemeente Gooise Meren het bestemmingsplan "Kindcentrum De Meerstroom" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad van de gemeente Gooise Meren heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 november 2024, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. Q.W.J. de Ruijter, S.H. Jaspers en F.R. Kool, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1. Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
2. Het ontwerpplan is op 24 maart 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
3. Het plan voorziet in een integraal kindcentrum op het terrein van de voormalige gemeentewerf aan de Tesselschadelaan 47 in Muiderberg. Het kindcentrum biedt huisvesting aan de bestaande samenwerkingsschool de Vinkenbaan en de Oranje Nassauschool en aan de Stichting Kinderopvang Bussum, Naarden, Muiden (SKBNM). Het huidige gebouw en de aanwezige bedrijfsbestemming is volgens de raad niet toereikend om het kindcentrum te realiseren. De vaststelling van het plan komt hieraan tegemoet. Het plangebied ligt in de kern Muiderberg binnen de gemeente Gooise Meren. Aan de oostelijke zijde grenst het plangebied aan de kinderopvang SKBNM, aan de zuidelijke zijde aan diverse recreatiewoningen, aan de westelijke zijde aan de begraafplaats en aan de noordelijke zijde grenst het aan de achtertuin van de woning van [appellant] ([locatie]) en gemeenschapscentrum De Rijver.
Toetsingskader
4. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Inspraak
5. [appellant] voert aan dat er onvoldoende mogelijkheden tot inspraak zijn geboden.
5.1. De raad stelt dat in de periode maart tot en met oktober 2022 vier bijeenkomsten voor omwonenden zijn georganiseerd. Ook appellanten hebben aan deze bijeenkomsten deelgenomen. Ook zijn individuele gesprekken gevoerd met [appellant] en is getracht met hem, ook na de vaststelling van het plan, contact te onderhouden. Ter zitting is dit nader bevestigd en toegelicht.
5.2. Voor zover [appellant] aanvoert dat vóór de terinzagelegging van het ontwerpplan onvoldoende inspraakmogelijkheden zijn geboden, overweegt de Afdeling dat het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan geen onderdeel uitmaakt van de in de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het niet bieden van inspraak in die eerdere fase heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van het plan. Het betoog slaagt niet.
Woon- en leefklimaat
6. [appellant] stelt dat het toestaan van twee bouwlagen met glas aan alle zijden van het gebouw leidt tot een toename van de overlast en vermindering van zijn privacy vanwege inkijk in zijn tuin en woning. Daarbij wijst [appellant] erop dat er ook in de bestaande situatie al regelmatig aanrijschade is door mensen die rondom gemeenschapscentrum De Rijver rijden. Dit zal toenemen als gevolg van het plan, aldus [appellant].
6.1. De raad licht toe dat de nieuwbouw is opgebouwd in twee bouwlagen, omdat bouwen in één laag volgens de raad niet haalbaar is omdat er niet genoeg bebouwingsoppervlak en voldoende buitenruimte overbleef. De keuze voor een rond gebouw draagt, zo stelt de raad, bij aan de losse opzet en permeabiliteit van het gebied en past hierbij. De raad erkent dat de hoogte van de nieuw te bouwen school ertoe kan leiden dat er sprake zal zijn van enige inkijk van die woningen in de tuinen van de direct aangrenzende percelen, waaronder die van [appellant]. Om de belangen en het woon-en leefklimaat van de aangrenzende woningen, recreatiewoningen begraafplaats te waarborgen, voorziet het plan volgens de raad in een groenbestemming die als buffer fungeert tussen de woningen en de nieuwe school. De afstand van de woning van [appellant], gemeten vanaf de achtergevelrooilijn van het bouwvlak van het hoofdgebouw in het hier geldende bestemmingsplan, tot de voorgevel van het nieuwe schoolgebouw bedraagt meer dan 60 meter. De raad acht deze afstand vanuit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar. Daarbij heeft de raad betrokken dat het vorige bestemmingsplan voor het plangebied al (bedrijfs)bebouwing tot een maximale hoogte van 9 meter mogelijk maakte. Het voorliggende plan leidt daarom niet tot een onevenredige aantasting van de privacy en het woon-en leefklimaat van [appellant], aldus de raad.
6.2. Het perceel van [appellant] grenst aan de bestemming "Groen". Het kindcentrum is toegestaan binnen de bestemming "Maatschappelijk". De hierbij behorende planregels zijn opgenomen in de bijlage van deze uitspraak. De groenstrook is ongeveer 8,5 meter breed en 27 meter lang. De kortste afstand tussen de woning van [appellant] en het bouwvlak voor het kindcentrum bedraagt 60 meter.
6.3. Hoewel [appellant] terecht stelt dat zijn privacy afneemt door de realisering van het kindcentrum, is die afname gelet op de afstand van ten minste 60 meter tussen zijn woning en het bouwvlak voor het kindcentrum en de tussenliggende groenstrook van ongeveer 8,5 meter breed en 27 meter lang, niet zodanig dat dit de conclusie rechtvaardigt dat gesproken kan worden van een onaanvaardbare aantasting van zijn woon- en leefklimaat, en het plan daarom in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. Daarbij betrekt de Afdeling ook dat, zoals ter zitting is toegelicht, het zicht ook al wordt beperkt door de bestaande bomenrij in de tuin van [appellant]. Evenmin is aannemelijk dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening vanwege het risico op schade aan de erfafscheiding. Dit heeft [appellant] niet onderbouwd. Het betoog slaagt niet.
Evenredigheid
7. [appellant] voert aan dat het realiseren van het kindcentrum onevenredig duur is. Volgens hem is het bestaande schoolgebouw eenvoudig aan te passen zonder dat zoveel kosten worden gemaakt. Ook anderszins is de belangenafweging van de raad niet objectief te noemen, nu de raad steeds is uitgegaan van een bepaald ontwerp en daarbij niet andere belangen heeft betrokken, aldus [appellant].
7.1. De raad weerspreekt dat het bestaande schoolgebouw eenvoudig is aan te passen zodat het geschikt is voor een kindcentrum. Ter zitting heeft de raad dit opnieuw toegelicht. Volgens de raad is het bestaande schoolgebouw te klein en voldoet het niet aan moderne onderwijsnormen, onder andere wat betreft de grootte van de klaslokalen en de ruimte voor kleutergym. Daar komt bij, zo stelt de raad, dat het in het plan voorziene kindcentrum een kans biedt voor een verregaande samenwerking tussen onderwijs en kinderopvang, wat leidt tot een coherente leeromgeving voor alle kinderen van nul tot dertien jaar in Muiderberg. De huidige school kampt met significante ruimtelijke beperkingen die ook niet kunnen worden aangepast op het huidige perceel. In het plangebied is daarvoor wél de ruimte, aldus de raad.
7.2. Zoals hiervoor ook weergegeven, heeft de raad de belangen van onder meer [appellant] in kaart gebracht en meegewogen, maar aan het belang van het realiseren van een modern schoolgebouw dat verschillende functies voor kinderen van nul tot dertien jaar kan huisvesten, een groter gewicht toegekend. In hetgeen door [appellant] is aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding te oordelen dat die belangenafweging die aan het plan door de raad ten grondslag is gelegd in strijd is met artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht. Het betoog slaagt niet.
Verkeer
8. [appellant] vreest voor een verkeersonveilige situatie en brengt daartoe naar voren dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met hoe de weersomstandigheden van invloed zijn op het aantal te verwachten auto’s. Er zouden slechts metingen zijn verricht bij mooi weer. Volgens [appellant] is de toegang aan de Nienhuis Ruijskade vanaf de oostzijde geen probleem maar vanaf de westzijde wel. Daarbij wijst [appellant] erop dat ter hoogte van de Nienhuis Ruijskade 2/Badlaan 112 de weg niet breed genoeg is om met twee auto's langs elkaar heen te rijden en dat veel automobilisten gebruikmaken van de Nienhuis Ruijskade als er file is op het kruispunt A1/A6. Een verkeersoplossing hoort, zo stelt [appellant], robuust te zijn, zoals dit het geval is bij de school de Vinkenbaan, en dus niet afhankelijk van slechts twee wegen.
8.1. De raad weerspreekt dat de meetmomenten niet representatief zijn, omdat slechts van mooi weer is uitgegaan. De raad stelt dat uit verkeersonderzoeken volgt dat de geplande infrastructuur en verkeersmaatregelen de verwachte toename in verkeer kunnen opvangen. Dit omvat verbeteringen aan wegen, veiligere voetgangersgebieden en goed geplande parkeerfaciliteiten. Deze maatregelen zijn ontworpen om een veilige en efficiënte toegang tot de school te waarborgen.
8.2. Uit het verkeersonderzoek ‘Rapportage verkeersadvies IKC Muiderberg’ van Studio Verbinding B.V. van 26 oktober 2022 volgt dat de verkeerssituatie na het realiseren van het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, mits een aantal maatregelen worden getroffen. Concreet gaat het onder meer om het scheiden van fiets- en autoverkeer, het inrichten van een schoolzone en entreeplein en het realiseren van parkeervlakken aan de zuidzijde van De Rijver. Deze maatregelen passen in het plan en de raad heeft ter zitting toegelicht en bevestigd de verkeerssituatie te monitoren en waar nodig extra maatregelen te treffen. Tevens heeft de raad toegelicht dat waar voorheen Muiderberg last had van sluipverkeer, dit nu niet meer het geval is vanwege de bouw van een aquaduct met parallelstructuur. [appellant] heeft een en ander niet weersproken en heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat de raad zich niet op het verkeersonderzoek mocht baseren. Daarvoor acht de Afdeling van belang dat wél rekening is gehouden met de door [appellant] genoemde aspecten, waaronder ook het effect van slechte weersomstandigheden. Het betoog slaagt niet.
Parkeren
9. [appellant] stelt dat het plan niet voorziet in voldoende parkeergelegenheid, onder andere omdat ten onrechte slechts is gekeken naar autogebruik als het mooi weer is. Volgens [appellant] is er in de bestaande situatie al een parkeerprobleem aan het eind van de Badlaan en aan de Zeeweg, zeker als er surfers aan het laden en lossen zijn of als restaurant de Zeemeeuw wordt bevoorraad.
9.1. De raad stelt dat hij zich mocht baseren op de parkeeronderzoeken. De meetmomenten voor parkeren zijn volgens de raad wél representatief, namelijk buiten de schoolvakanties en op doordeweekse dagen én bij het ophalen en wegbrengen van kinderen, tevens rekening houdend met het personeel van de school. De raad stelt op basis van parkeeronderzoeken dat er aan de noordzijde van de ontwikkeling, de omgeving Nienhuis Ruijskade, voldoende parkeergelegenheid is. De parkeeronderzoeken tonen aan dat er (tijdens schooltijden) rond De Rijver veel ongebruikte parkeerplaatsen zijn en dat zelfs bij een vermindering van 6 parkeerplaatsen ten behoeve van een veilig ontvangstplein aan de noordzijde er voldoende uitwisselingsruimte blijft om een parkeerplaats te kunnen vinden bij aanvang van de school en gedurende schooltijden. Wat betreft de gestelde parkeerproblemen bij de Badhuislaan en de Zeeweg stelt de raad dat deze twee locaties op een afstand van méér dan 300 meter liggen van het plangebied. Het CROW geeft volgens de raad een bandbreedte van 100 tot 300 meter loopafstand als gebruikelijk voor een basisschool. Dit betekent dat het onwaarschijnlijk is dat er aan de Zeeweg of Badhuislaan in Muiderberg geparkeerd zal worden voor het kindcentrum. Om deze reden is het parkeeronderzoek ook binnen 100 meter loopafstand van de ontwikkeling uitgevoerd, kijkend vanaf de Nienhuis Ruijskade én de Tesselschadelaan, aldus de raad.
9.2. Uit het parkeeronderzoek ‘Rapportage Parkeeronderzoek IKC Muiderberg’ van Studio Verbinding van 8 juli 2022 volgt dat als gevolg van het plan de parkeerbehoefte toeneemt met negen parkeerplaatsen en een zogenoemde Kiss&Ride voorziening. Ook vervallen er zes bestaande parkeerplaatsen als gevolg van het plan. Voor het berekenen van de parkeerbehoefte is de bestaande functie van het terrein vergeleken met de toekomstige functie. Het aantal klaslokalen is hierbij gekozen als bepalende factor voor de toekomstige behoefte. Op verschillende dagen en verschillende momenten van de dag zijn vervolgens parkeermetingen verricht. De parkeerbehoefte afgezet tegen de cijfers uit de parkeermetingen geven het volgende beeld. Het totaal aantal beschikbare plaatsen in de openbare ruimte, binnen een loopafstand van 100 meter vanaf uitritten van de toegangswegen, is 113. De verwachte toename van de bezettingsgraad binnen het onderzoeksgebied is 7,96%. Dit betekent volgens het parkeeronderzoek dat indien de huidige bezettingsgraad in de openbare ruimte toestaat dat de parkeervraag toeneemt met 7,96% zonder dat de limiet van 85% overstegen wordt, de parkeercapaciteit voldoende is. Voor voldoende parkeercapaciteit mag de huidige bezettingsgraad dus niet boven de 85% - 7,96% = 77,04% uitkomen. Uit de parkeerinventarisatie blijkt dat de huidige gemiddelde bezettingsgraad in het onderzoeksgebied 68% is, met een piek van 72% op maandagochtend en maandagmiddag. Dat betekent, zo vervolgt het parkeeronderzoek, dat zowel gemiddeld als op het piekmoment de maximale bezettingsgraad van 77,04% niet wordt overschreden. De beschikbare ruimte in de parkeercapaciteit ligt rond de 85% - 68% = 17% en is, anders gezegd, voldoende om de verwachte toename van de bezettingsgraad met 7,96% op te vangen. Verder volgt uit het parkeeronderzoek dat het wegvallen van zes bestaande parkeerplaatsen niet leidt tot een overbelaste parkeersituatie, aangezien er voldoende parkeerplaatsen zijn in de buurt om tegemoet te komen aan de parkeervraag. Daarbij is vermeld dat de bezitting met 77% de grenswaarde niet overschrijdt.
9.3. Hetgeen door [appellant] is aangevoerd geeft geen aanleiding te oordelen dat de raad zich niet op het parkeeronderzoek heeft mogen baseren. Dit betekent dat de raad zich op het standpunt mocht stellen dat ook na realisering van het plan de parkeersituatie in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Het betoog slaagt niet.
Alternatieve locatie
10. Gelet op alle bezwaren tegen het plan is volgens [appellant] door de raad niet voldoende onderbouwd waarom de nieuwe locatie beter is dan de oude locatie.
10.1. De raad heeft onderbouwd dat de locatiekeuze is gebaseerd op een haalbaarheidsanalyse. Twee opties zijn daarin afgewogen, te weten: optie a, de nieuwbouw van beide scholen op de locatie van de gemeentewerf en optie b, het renoveren en uitbreiden van het bestaande schoolgebouw aan de Tesselschadelaan, voorheen de locatie van 'de Vinkenbaan'. Op basis van een vergelijking, door middel van een maatschappelijke kosten en baten analyse, is geconcludeerd dat een keuze voor nieuwbouw locatie van de gemeentewerf de voorkeur had omdat deze locatie beter geschikt is, met name ook vanwege de omvang in combinatie met de ruimte die nodig is voor het kindcentrum, dan de Vinkenbaan, aldus de raad.
10.2. Gelet op het voorgaande heeft de raad voldoende onderbouwd dat het plangebied de meest geschikte locatie is van de twee. Het betoog slaagt niet.
Zienswijze
11. [appellant] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van die zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Het betoog slaagt niet.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond.
13. De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.A. van Heusden, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Heusden
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 november 2024
647