202405210/2/R4.
Datum uitspraak: 25 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:
Hoondert Services & Decommissioning B.V. (hierna: HSD),
gevestigd in Nieuwdorp, gemeente Borsele,
verzoekster,
en
de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, thans: de staatssecretaris Openbaar Vervoer en Milieu,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 15 juli 2024 heeft de staatssecretaris aan HSD onder voorwaarden toestemming verleend voor de overbrenging van 1 ton chroom-6 houdend ijzer- en staalschroot van Nederland naar België, zoals vermeld op het kennisgevingsdocument met nummer NL723970.
Tegen dit besluit heeft HSD bezwaar gemaakt. Zij heeft daarbij op grond van artikel 7:1a, eerste lid, van de Awb de staatssecretaris verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de Afdeling.
De staatssecretaris heeft met toepassing van artikel 7:1a, derde, vierde en vijfde lid, van de Awb voor het bezwaarschrift van HSD ingestemd met
rechtstreeks beroep en het bezwaarschrift doorgezonden aan de Afdeling.
HSD heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op een zitting behandeld op 12 november 2024, waar HSD, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [gemachtigde B] en [gemachtigde C], bijgestaan door mr. J.C. Ozinga, advocaat te Amsterdam, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. A.E. Bergansius en ir. T.S. ter Veen, zijn verschenen.
Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Inleiding
2. Bij besluit van 15 juli 2024 heeft de staatssecretaris, naar aanleiding van een door HSD gedane kennisgeving op grond van artikel 4 van de Verordening (EG) 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (PB 2006 L 190/1; hierna: de EVOA) onder voorwaarden toestemming verleend, als bedoeld in artikel 9, eerste lid, aanhef en onder b, van de EVOA, voor de overbrenging van 1 ton chroom-6 houdend ijzer- en staalschroot onder code A1040. De afvalstoffen zijn afkomstig van HSD en bestemd voor verwerking bij ArcelorMittal Gent, gevestigd in België. De aanvraag heeft betrekking op 1 transport in de periode van 1 juni 2024 tot en met 31 mei 2025. De partij ijzer- en staalschroot is afkomstig van een offshore gasproductie-platform in de Noordzee.
3. Op het ijzer- en staalschroot bevindt zich deels verf die de stof chroom-6 bevat. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat de afvalstof daarom valt onder code A1040 van Lijst A (bijlage VIII van het Verdrag van Bazel) van bijlage V van de EVOA. HSD stelt zich op het standpunt dat de afvalstof valt onder code B1010 van Lijst B (bijlage IX van het Verdrag van Bazel) van bijlage V van de EVOA.
4. Voor de beoordeling van het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen is verder relevant dat HSD er op heeft gewezen dat door het KIWA op 15 augustus 2024 een certificaat is afgegeven. Uit dat certificaat volgt dat het door HSD gehanteerde kwaliteitsmanagementsysteem en de toepassing daarvan, voldoet aan de eisen van de Verordening (EU) 333/2011 tot vaststelling van criteria die bepalen wanneer bepaalde soorten metaalschroot niet langer als afval worden aangemerkt overeenkomstig Richtlijn 2008/98/EG, voor het toepassingsgebied "recycling van ijzer en staal schroot".
Het verzoek
5. HSD verzoekt om de voorlopige voorziening te treffen die erop neerkomt dat zij vraagt de voorzieningenrechter te bepalen dat voor het transport van het staalschroot geen kennisgeving is vereist, of zelfs helemaal geen procedure onder de EVOA van toepassing is, omdat het staalschroot geen afvalstof meer is, gelet op de keuring en het certificaat van het KIWA.
Beoordeling van het verzoek
6. Het bestreden besluit staat de overbrenging van de partij staalschroot op zichzelf toe. Gelet op de gevraagde voorziening wil HSD met haar verzoek eigenlijk duidelijkheid krijgen over de status van de partij staalschroot waarop de kennisgeving ziet. Die duidelijkheid kan niet in een voorlopige voorzieningprocedure worden gegeven. De gevraagde voorziening heeft ook geen voorlopig karakter. De door HSD gewenste duidelijkheid kan alleen worden verkregen in de bodemprocedure.
Conclusie en slot
7. Gelet hierop en aangezien ook overigens geen aanleiding bestaat om een voorlopige voorziening te treffen bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
voorzieningenrechter
w.g. Kamphorst-Timmer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2024
776