ECLI:NL:RVS:2024:4834
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening tegen bestemmingsplan Rheden, locatie Groenestraat-Oranjeweg
In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening tegen het besluit van de raad van de gemeente Rheden, dat op 28 mei 2024 het bestemmingsplan "Rheden, locatie Groenestraat-Oranjeweg (uitbreiding supermarkt)" heeft vastgesteld. De voorzieningenrechter is gevraagd om het bestemmingsplan te schorsen. De openbare zitting vond plaats op 15 november 2024, waar de voorzieningenrechter, Staatsraad mr. J.H. van Breda, en griffier mr. J.V. Vreugdenhil aanwezig waren. De verzoekers, bestaande uit inwoners van Rheden, waren vertegenwoordigd door verschillende gemachtigden, terwijl de raad van de gemeente Rheden werd vertegenwoordigd door C.M. Geerts en J.M.F. Griens. Ook was er een vertegenwoordiging van Europa Have B.V., Becedo Vastgoed B.V. en Becedo Vastgoed I B.V., die gezamenlijk als Becedo optraden, vertegenwoordigd door mr. R.H.M. Sipman.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van het bestemmingsplan afgewezen. Hij oordeelde dat er geen sprake was van een spoedeisend belang, aangezien er geen aanvraag was ingediend voor een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de supermarkt die het bestemmingsplan mogelijk maakt. De raad en Becedo bevestigden dat een dergelijke aanvraag niet op korte termijn zou worden ingediend. Bovendien was er geen bewijs dat de nieuwe bouwmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt, op dit moment aanleiding geven voor onomkeerbare voorbereidende werkzaamheden. De voorzieningenrechter benadrukte dat de enkele stelling van de verzoekers dat er plannen zijn om te bouwen, onvoldoende is om spoedeisendheid aan te nemen.
De voorzieningenrechter gaf aan dat de verzoekers een nieuw verzoek om voorlopige voorziening kunnen indienen als er nieuwe omstandigheden zijn die een voorlopige voorziening noodzakelijk maken voordat de Afdeling uitspraak doet in de bodemprocedure. Tot slot oordeelde de voorzieningenrechter dat de raad geen proceskosten hoeft te vergoeden.