ECLI:NL:RVS:2024:4848

Raad van State

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
202404812/2/R4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

202404812/2/R4.
Datum uitspraak: 28 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker] en anderen, allen wonend in Wehl, gemeente Doetinchem,
verzoekers,
en
1.       de raad van de gemeente Doetinchem,
2.       het college van burgemeester en wethouders van Doetinchem,
verweerders.
Procesverloop
Bij besluit van 27 juni 2024 heeft de raad het bestemmingsplan "Plus supermarkt Wehl - 2023" vastgesteld. Bij besluit van 9 juli 2024 heeft het college de omgevingsvergunning voor de bouw van een nieuwe supermarkt in het plangebied verleend.
Tegen deze besluiten hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.
[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Plus Retail B.V. (Plus) en [verzoeker] en anderen hebben nadere stukken ingediend.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op de zitting behandeld op 15 november 2024, waar [verzoeker] en de raad en het college, vertegenwoordigd door M. Steenbeek en N.L. de Lange, zijn verschenen.
Voorts is op de zitting Plus, vertegenwoordigd door mr. V. Leijh, advocaat te Amsterdam, vergezeld door [gemachtigden], als partij gehoord.
Overwegingen
1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.       Het plan en omgevingsvergunning maken de bouw van een supermarkt mogelijk in Wehl, op de hoek van de Koningin Wilhelminastraat en de Julianastraat. Het betreft hier de verplaatsing van een bestaande supermarkt, die nu nog in de Stationsstraat in Wehl is gevestigd. Daarbij zullen onder andere een aantal woningen in het plangebied worden gesloopt. [verzoeker] en anderen wonen in de nabije omgeving van het plangebied.
3.       In dit geval is de gemeentelijke coördinatieregeling toegepast, waarbij het bestemmingsplan en de benodigde omgevingsvergunning gelijktijdig in procedure zijn gebracht en voor het aanwenden van rechtsmiddelen als één besluit worden aangemerkt. Hierdoor ligt zowel het vastgestelde bestemmingsplan als de verleende omgevingsvergunning ter beoordeling voor. Beide besluiten zijn op dit moment geschorst, omdat tijdens de beroepstermijn om een voorlopige voorziening is verzocht. Er is sprake van een spoedeisend belang, aangezien op de zitting door Plus is meegedeeld dat niet zal worden gewacht met het gebruik maken van de verleende vergunning totdat uitspraak is gedaan in de bodemprocedure.
4.       Wat betreft de ontvankelijkheid van het beroep is van belang dat pas op 4 oktober 2024 - in reactie op het nadere stuk van Plus - [verzoeker] een lijst heeft ingebracht met 48 personen die het beroep van [verzoeker] mede hebben ondertekend. Dat is ruim 1,5 maand na het einde van de beroepstermijn en naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter is daarmee niet voldaan aan artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waaruit volgt dat de namen van de indieners van het beroepschrift uiterlijk aan het einde van de beroepstermijn bekend moeten zijn. Gelet hierop verwacht de voorzieningenrechter dat het beroep van [verzoeker] en anderen, voor zover dat is ingesteld door die 48 medeondertekenaars, door de Afdeling in de bodemprocedure niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
[verzoeker] zelf woont in de Koningin Wilhelminastraat op ongeveer 240 meter van de locatie van de nieuwe supermarkt. Omdat de verkeersaantrekkende werking van een supermarkt en de effecten daarvan ook in zijn straat merkbaar zullen zijn, is de voorzieningenrechter vooralsnog niet ervan overtuigd dat hij niet als belanghebbende kan worden aangemerkt. Maar zelfs als [verzoeker] geen belanghebbende zou zijn, dan is zijn beroep ontvankelijk, aangezien [verzoeker] een zienswijze heeft ingediend. De voorzieningenrechter verwijst daarvoor naar de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, naar aanleiding van het Varkens in Nood-arrest.
5.       Op de zitting heeft [verzoeker] de beroepsgrond die betrekking had op de ‘Visie Boodschappenstructuur gemeente Doetinchem’ uit 2017 ingetrokken. De voorzieningenrechter zal dan ook niet meer ingaan op dit punt. Het verzoek om een voorlopige voorziening is vooral ingegeven door de vrees voor verkeersoverlast en een mogelijk tekort aan parkeerplaatsen als de supermarkt op de nieuwe locatie is gevestigd. Die twee punten komen hierna aan de orde.
6.       Wat betreft het verkeer is in de ruimtelijke onderbouwing die onderdeel uitmaakt van de toelichting op het bestemmingsplan vermeld dat wordt uitgegaan van een verkeerstoename van 2.120 auto’s voor een gemiddelde werkdag (mvt/etmaal) voor de nieuwe supermarkt, na aftrek van de verkeersbewegingen die verdwijnen door de sloop van 8 bestaande woningen in het plangebied. Vanwege de centrale ligging van de toekomstige supermarkt, wordt ervan uitgegaan dat het extra verkeer zich evenredig over de vier takken van het kruispunt Julianastraat - Koningin Wilhelminastraat zal verspreiden. Dat komt neer op ongeveer 530 extra verkeersbewegingen per tak. Daardoor stijgt het aantal auto’s op de Koningin Wilhelminastraat van 1.250 mvt/etmaal naar 1.780 mvt/etmaal en op de Julianastraat van 922 mvt/etmaal naar 1.452 mvt/etmaal. Daarmee wordt ruim onder de capaciteit van 4.000 mvt/etmaal gebleven, wat de capaciteit is van erftoegangswegen met een normaal profiel als deze.
[verzoeker] en anderen hebben niet onderbouwd waarom dit niet klopt en waarom de wegen grenzend aan het plangebied de verwachte toename van verkeer door de komst van de supermarkt niet goed zouden kunnen afwikkelen. Daarbij betrekt de voorzieningenrechter dat tijdens de zitting door de raad is meegedeeld dat verkeersmaatregelen zullen worden getroffen, zoals het instellen van éénrichtingsverkeer voor vrachtverkeer.
De voorzieningenrechter twijfelt niet aan de stelling van [verzoeker] en anderen dat op de Koningin Wilhelminastraat door sommige automobilisten te hard wordt gereden, maar dit is geen reden voor schorsing van het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning. Het tegengaan van overschrijding van de maximumsnelheid is een kwestie van handhaving of maatregelen als het aanleggen van verkeersdrempels, wat niet in een bestemmingsplan wordt geregeld.
Verder ziet de voorzieningenrechter niet in dat het plan in strijd is met de gemeentelijke ‘Mobiliteitsvisie 2016-2026’. Daarin wordt gesproken over het verkeersluw maken van het centrum van Doetinchem. Op de zitting is namens de raad bevestigd dat daarmee uitsluitend wordt gedoeld op het centrum van de stad Doetinchem en dat dit niet mede betrekking heeft op de kernen van de omliggende dorpen van de gemeente Doetinchem, zoals Wehl. Het is dus geen streven van de Mobiliteitsvisie om de kern van Wehl verkeersluw te maken. Het vestigen van een supermarkt in de kern van Wehl, met extra autoverkeer tot gevolg, is dan ook niet in strijd met de Mobiliteitsvisie.
7.       Voor het plan is onderzoek gedaan naar het benodigde aantal parkeerplaatsen. Er is berekend dat de maximale parkeerbehoefte van de supermarkt uitkomt op 84,4 parkeerplaatsen. In het plangebied zullen 56 parkeerplaatsen worden aangelegd. Na aftrek van de parkeerbehoefte van de te slopen woningen zal er een tekort van 20,7 parkeerplaatsen zijn. In de directe omgeving van het plangebied zal daardoor de parkeerdruk stijgen naar 69,9%, wat de raad acceptabel vindt omdat dit onder de grenswaarde van 85% blijft. Op de zitting heeft de raad daaraan toegevoegd dat het plan op sommige momenten ook een gunstige invloed heeft op de parkeerdruk, omdat het toekomstige parkeerterrein bij de supermarkt ook gebruikt kan worden door omwonenden of bezoekers van nabijgelegen voorzieningen, zoals een sportschool.
[verzoeker] en anderen hebben niets naar voren gebracht wat reden geeft om te twijfelen aan de uitkomsten van het verrichte parkeeronderzoek. De norm van 85% die de raad heeft aangehouden is niet ongebruikelijk bij het bepalen of sprake is van een aanvaardbare parkeerdruk. Dit punt geeft dan ook geen reden voor schorsing van het plan of de omgevingsvergunning.
8.       In de overige punten die [verzoeker] en anderen naar voren hebben gebracht, waaronder de gestelde aantasting van het dorpsgezicht door de nieuwe bebouwing, de gebrekkige participatie en de versnipperde wijze van vergunningverlening, ziet de voorzieningenrechter evenmin aanleiding om tot schorsing van het bestemmingsplan of de omgevingsvergunning over te gaan.
9.       Omdat de voorzieningenrechter, gelet op het voorgaande, niet verwacht dat de bestreden besluiten in de bodemprocedure geen stand zullen houden, bestaat geen aanleiding om in afwachting van de bodemprocedure een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek wordt daarom afgewezen.
10.     De raad en het college hoeven geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.V. Vreugdenhil, griffier.
w.g. Van Breda
voorzieningenrechter
w.g. Vreugdenhil
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2024
571