ECLI:NL:RVS:2024:4855
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Weigering verblijfsvergunning voor alleenstaande minderjarige vreemdeling en hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie
Op 27 september 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid geweigerd om een vreemdeling ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen. Dit besluit was gebaseerd op het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen en de vreemdeling werd opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 20 september 2024 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van de staatssecretaris vernietigde. De rechtbank oordeelde dat het vereiste onderzoek naar adequate opvang in het land van herkomst te lang had geduurd, waardoor het besluit onzorgvuldig was voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd.
Tegen deze uitspraak heeft de minister van Asiel en Migratie hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 27 november 2024 uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
De voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over en concludeerde dat er geen vragen waren die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, waarbij de voorzieningenrechter en de griffier aanwezig waren.