ECLI:NL:RVS:2024:4872

Raad van State

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
202305637/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.F. de Groot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitwerkings- en wijzigingsplan voor woningbouw in Lansingerland

Op 27 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin appellanten A en B, wonend in Berkel en Rodenrijs, beroep hebben ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland. Dit besluit, genomen op 4 juli 2023, betrof de vaststelling van het uitwerkings- en wijzigingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012, deelplan 4 West", dat de realisatie van maximaal 355 nieuwe woningen in de ‘Gouden Buurten’ mogelijk maakt. Appellanten zijn van mening dat het plan in strijd is met het bestemmingsplan, omdat het voorziet in te hoge gebouwen en een te hoge bebouwingsdichtheid. Ze stellen dat de uitstraling van het plan niet past bij de omgeving.

De Raad van State heeft de zaak op 19 augustus 2024 ter zitting behandeld. Appellanten werden bijgestaan door mr. C. Lubben, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. J. van Vulpen en andere deskundigen. De Afdeling heeft overwogen dat de woningdichtheid van het uitwerkingsplan voldoet aan de regels van het bestemmingsplan, aangezien de netto woningdichtheid binnen een straal van 300 meter van het station 37,31 woningen per hectare bedraagt, wat binnen de gestelde normen valt. Ook is geoordeeld dat de maximale bouwhoogte van 25 meter niet in strijd is met de uitwerkingsregels.

De conclusie van de Raad van State is dat het beroep van appellanten ongegrond is verklaard. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden. Deze uitspraak bevestigt de rechtmatigheid van het vastgestelde uitwerkingsplan en de bijbehorende bouwmogelijkheden.

Uitspraak

202305637/1/R3.
Datum uitspraak: 27 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant A] en [appellant B], beiden wonend te Berkel en Rodenrijs, gemeente Lansingerland,
appellanten,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 4 juli 2023 heeft het college het uitwerkings- en wijzigingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012, deelplan 4 West" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant A] en [appellant B] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant A] en [appellant B] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 augustus 2024, waar [appellant A] en [appellant B], bijgestaan door mr. C. Lubben, rechtsbijstandverlener te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. J. van Vulpen, advocaat te Nijmegen, vergezeld door drs. W.L. van Leeuwen, I. Eenink, R.J. Honders en L.J.X. van der Zwan, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Amvest, vertegenwoordigd door ir. A.J. IJsseldijk, als partij gehoord.
Overwegingen
Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een uitwerkings- en wijzigingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het uitwerkings- en wijzigingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 26 januari 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Bij besluit van 4 juli 2023 heeft het college het uitwerkings- en wijzigingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012, deelplan 4 West" (hierna: het uitwerkingsplan) vastgesteld. Het plan is een uitwerking van het geldende bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012" (hierna: het bestemmingsplan). Met het uitwerkingsplan wordt de realisatie van maximaal 355 nieuwe woningen in de ‘Gouden Buurten’ mogelijk gemaakt.
[appellant A] en [appellant B] wonen op korte afstand van het plangebied en kunnen zich niet verenigen met het uitwerkingsplan. Volgens hen voorziet het plan in te hoge gebouwen, een te hoge bebouwingsdichtheid en past de uitstraling niet bij de rest van de ‘Gouden Buurten’. Zij hebben daarom beroep ingesteld tegen het besluit van het college.
Toetsingskader uitwerkingsplan
3.       Wanneer in een bestemmingsplan een uitwerkingsplicht is opgenomen, moet het college van burgemeester en wethouders in beginsel een uitwerkingsplan vaststellen. Bij een beroep tegen een uitwerkingsplan kan ter beoordeling staan of dit plan is voorbereid en genomen in strijd met het recht. Onder die beoordeling valt de vraag of de uitgewerkte bestemming strookt met de uitwerkingsregels in het bestemmingsplan en, als die regels daarvoor de ruimte laten, met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij geldt de planologische aanvaardbaarheid van de uit te werken bestemming als een gegeven.
4.       Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.
Te laat ingediende beroepsgronden
5.       Uit artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet volgt dat na afloop van de termijn voor het instellen van beroep geen beroepsgronden meer kunnen worden aangevoerd. In de nadere stukken van 2 juli 2024 en 18 juli 2024 hebben [appellant A] en [appellant B] verschillende gronden met betrekking tot verkeer en parkeren aangevoerd. Hierover hebben [appellant A] en [appellant B] in hun beroepschrift geen gronden aangevoerd. De betogen in de nadere stukken zijn daarom nieuwe beroepsgronden ten opzichte van het beroepschrift. Gelet op het feit dat artikel 1.6a van de Crisis- en herstelwet van toepassing is, moeten deze beroepsgronden buiten inhoudelijke bespreking blijven.
Woningdichtheid van het uitwerkingsplan
6.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat de woningdichtheid van het uitwerkingsplan in strijd is met de in artikel 23.3.1, onder d, van het bestemmingsplan bepaalde woningdichtheid. Zij voeren aan dat uit deze bepaling voortvloeit dat bij elk in een uitwerkingsplan op te nemen deelgebied de netto woningdichtheid tussen de 30 en 40 woningen per hectare moet bedragen. Het uitwerkingsplan maakt de bouw van 355 woningen mogelijk, waardoor de netto woningdichtheid in het plangebied van het uitwerkingsplan 56,85 woningen per hectare zal bedragen. Er is daarom sprake van strijd met de uitwerkingsregels. Dat het college beoogt in de omgeving van het station een hogere concentratie aan woningen te realiseren om het gebruik van het openbaar vervoer te stimuleren, maakt volgens [appellant A] en [appellant B] op zichzelf de hoge woningdichtheid niet aanvaardbaar. Volgens hen ligt de hele wijk op loopafstand van het station.
6.1.    Het college stelt zich op het standpunt dat de lezing van appellanten niet juist is. Volgens het college doelt de planwetgever in artikel 23.3.1, onder d, van het bestemmingsplan op de netto woningdichtheid in het gehele plangebied binnen een straal van 300 m van het station. Artikel 23.3.1, onder d, van het bestemmingsplan vereist daarbij niet dat de netto woningdichtheid van elk afzonderlijk uitwerkingsplan tussen de 30 en 40 woningen bedraagt. Doordat dit uitwerkingsplan de realisatie van 355 woningen mogelijk maakt, zal de netto woningdichtheid binnen een straal van 300 m van het station 37,31 woningen per hectare bedragen. Daarmee voldoet het uitwerkingsplan volgens het college aan de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan.
6.2.    Naar het oordeel van de Afdeling voldoet de woningdichtheid van het uitwerkingsplan aan de uitwerkingsregels die hierover in het bestemmingsplan zijn opgesteld. Artikel 23.3.1, onder d, van het bestemmingsplan bepaalt dat de netto woningdichtheid in het plangebied binnen een straal van 300 m van het station 30 tot 40 woningen per hectare moet bedragen. De bepaling ziet daarmee niet op de netto woningdichtheid in elk afzonderlijk uitwerkingsplan, maar op het gehele plangebied binnen een straal van 300 m van het station. Omdat de netto woningdichtheid per hectare in het gehele plangebied binnen een straal van 300 m van het station 37,31 woningen per hectare zal bedragen, hetgeen [appellant A] en [appellant B] op de zitting niet hebben betwist, is het uitwerkingsplan in overeenstemming met artikel 23.3.1, onder d van de uitwerkingsregels.
Het betoog van [appellant A] en [appellant B] dat het station vanuit de hele wijk op loopafstand ligt, waardoor het volgens hen niet van belang is om rondom het station een hogere woningdichtheid te realiseren, doet niet af aan dit oordeel.
Het betoog slaagt niet.
De uitstraling van het uitwerkingsplan
7.       [appellant A] en [appellant B] betogen dat het uitwerkingsplan niet bij de uitstraling van de rest van de ‘Gouden Buurten’ past. Hiertoe voeren zij aan dat de maximale bouwhoogte van 25 m die het uitwerkingsplan mogelijk maakt niet past bij het dorpse karakter van de omgeving. Volgens hen was een maximale bouwhoogte van bijvoorbeeld 17 m passender geweest, omdat deze overeenkomt met de bouwhoogte van het appartementencomplex waar zij zelf wonen.
7.1.    Het college stelt dat het uitwerkingsplan in overeenstemming is met de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan. Artikel 23.3.1, onder f, van de uitwerkingsregels bepaalt dat de hogere bebouwing in het plangebied uit maximaal 6 bouwlagen, al dan niet met kap, mag bestaan. Op de zitting heeft het college toegelicht dat de maximale bouwhoogte van 25 m uit artikel 7.2.2, onder b, onder 3, van het uitwerkingsplan is gebaseerd op het aantal bouwlagen uit de uitwerkingsregels.
7.2.    Zoals onder 3 is overwogen, dient bij een beroep tegen een uitwerkingsplan te worden beoordeeld of de uitgewerkte bestemming strookt met de uitwerkingsregels in het bestemmingsplan en, als die regels daarvoor de ruimte laten, met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij geldt de planologische aanvaardbaarheid van de uit te werken bestemming als een gegeven.
De Afdeling stelt vast dat niet in geschil is dat de maximale bouwhoogte van 25 m die is bepaald in het uitwerkingsplan niet in strijd is met de uitwerkingsregels van het bestemmingsplan. Zoals het college op de zitting heeft toegelicht, is deze maximale bouwhoogte gebaseerd op het aantal bouwlagen dat op grond van de uitwerkingsregels toegestaan is. Deze toelichting is naar het oordeel van de Afdeling niet onaanvaardbaar. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat de betreffende uitwerkingsregel geen ruimte laat voor een beoordeling van de vraag of de uitgewerkte bestemming strookt met een goede ruimtelijke ordening. De planologische aanvaardbaarheid van de uit te werken bestemming uit het bestemmingsplan geldt daarom als een gegeven. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling in wat door [appellant A] en [appellant B] over de bouwhoogte, en de uitstraling van die bouwhoogte, is aangevoerd geen grond om tot het oordeel te komen dat het uitwerkingsplan vernietigd moet worden.
Het betoog slaagt niet.
Conclusie
8.       Het beroep is ongegrond.
9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep van [appellant A] en [appellant B] ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.F. de Groot, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.W.L. van der Heijden, griffier.
w.g. De Groot
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van der Heijden
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2024
BIJLAGE
Wet ruimtelijke ordening
Artikel 3.6
1. Bij een bestemmingsplan kan worden bepaald dat met inachtneming van de bij het plan te geven regels:
a. burgemeester en wethouders binnen bij het plan te bepalen grenzen het plan kunnen wijzigen;
b. burgemeester en wethouders het plan moeten uitwerken;
c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van bij het plan aan te geven regels;
d. burgemeester en wethouders ten aanzien van in het plan omschreven onderwerpen of onderdelen nadere eisen kunnen stellen.
2. Een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in het eerste lid, onder a, kan mede een uitwerkingsplicht als bedoeld in het eerste lid, onder b, inhouden.
3. Een wijziging of uitwerking als bedoeld in het eerste lid, onder a of b, maakt deel uit van het plan en kan, zolang de bestemming nog niet is verwezenlijkt, worden vervangen door een nieuwe wijziging of uitwerking.
4. Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen omtrent een voorgenomen nadere eis als bedoeld in het eerste lid naar voren te brengen.
Bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012"
Artikel 23 Wonen - Uit te werken
[…]
23.3 Uitwerkingsregels
23.3.1 Programma en bebouwing
a. Binnen de bestemming zullen ten minste 1.000 woningen en mogen ten hoogste 1.700 woningen worden gebouwd;
b. Van het aantal te bouwen woningen in het gehele plangebied "Westpolder/Bolwerk 2012" zal ten minste 20% in de sociale sector worden gebouwd;
c. Binnen de bestemming zal ten hoogste 4 ha worden aangewezen voor maatschappelijke voorzieningen;
d. Voor het plangebied binnen een straal van 300 m van het station zal worden uitgegaan van een netto woningdichtheid tussen de 30 en 40 woningen per hectare. Voor de rest van het gehele plangebied "Westpolder/Bolwerk 2012" wordt uitgegaan van een woningdichtheid tussen de 26 en 33 woningen per hectare. Bij de berekening van de woningdichtheid wordt uitgegaan van een bruto-woongebied van circa 95 hectare;
e. Van het aantal te bouwen woningen in het gehele plangebied "Westpolder/Bolwerk 2012" mag ten hoogste 25% als gestapelde woningen worden gebouwd. Voor het overige zullen eengezinswoningen worden gebouwd;
f. Ten minste 60% van de bebouwing zal bestaan uit ten hoogste twee bouwlagen met kap; voor het overige is hogere bebouwing toegestaan, waarbij de volgende maxima richtinggevend zijn:
1. voor eengezinswoningen drie bouwlagen al dan niet met een kap;
2. voor gestapelde woningen vijf bouwlagen al dan niet met een kap;
3. voor maatschappelijke doeleinden, eventueel gecombineerd met woonfuncties, zes bouwlagen al dan niet met kap;
4. voor bedrijfsdoeleinden een bouwhoogte van maximaal 10 m (inclusief kap); behalve ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wonen en bedrijven'; waar een bouwhoogte van maximaal 9 m (inclusief kap) is toegestaan;
g. voor het benutten van bijzondere locaties en/of ter versterking van markante stedenbouwkundige situaties, kan (eventueel via een afwijkingsbevoegdheid van het college) medewerking worden verleend aan de bouw van twee extra bouwlagen, al dan niet met kap;
f. eveneens kan (eventueel via een afwijkingsbevoegdheid van het college) medewerking worden verleend aan de bouw van bijzondere elementen, zoals hoogteaccenten (een toren).
23.3.2 Algemene uitgangspunten
a. Voor het plangebied dient bij de uitwerking te worden uitgegaan van het realiseren van een hoogwaardig woongebied met een wervend woonmilieu, passend binnen het dorpse karakter van Berkel en Rodenrijs en dat aansluit bij het reeds gerealiseerde woongebied binnen Westpolder en Bolwerk. Zo veel mogelijk rekening moet worden gehouden met:
1. de integratie van de bestaande landschappelijke structuur en de bestaande landelijke kenmerken, waarbij met name gedacht wordt aan de aanwezige hoogteverschillen en de aanwezige kavelstructuur;
2. kleinschalige stedenbouwkundige opzet, waarbij met name gedacht wordt aan spreiding van groen, water en bijzondere voorzieningen zodat het woongebied geleefd wordt;
3. een zodanige inrichting van de stedenbouwkundige structuur dat de randen van het gebied, met name de Leewegzone, de Klapwijksevaart en de Bovenvaart met de aangrenzende Bergboezem zo veel mogelijk geïntegreerd worden;
4. het voorkomen van eenzijdige nadruk op de woonfunctie door integratie van andere, hoofdzakelijk kleinschalige wijkverzorgende functies, indien deze geen afbreuk doen aan de functie van het kernwinkelgebied in Berkel en Rodenrijs;
b. Bij de realisatie van het woongebied wordt, in het verlengde van het bovenstaande, gestreefd naar de realisatie van een woongebied welke qua ruimtelijke karakteristiek aansluit bij de bestaande dorpse karakteristiek van de gemeente Berkel en Rodenrijs. Bij de ontwikkeling en realisatie van het plan zal daarbij worden gestreefd naar een grote mate van differentiatie in bebouwing en wordt specifiek aandacht gegeven aan een ontwikkeling met herkenbare woonmilieus met een grote mate van individualiteit van de afzonderlijke woningen/woonblokken. Daarbij zal met name gelet worden op:
1. de te realiseren structuurversterkende onderdelen/(steden)bouwkundige accenten;
2. de breedte, gevelindeling, kapvormen en materiaalgebruik van woningen;
3. de schaal/maatvoering van de bebouwing (aantal lagen, goothoogten, bouwhoogten, bouwvormen (dakhellingen/dakopbouwen) op hoofdlijnen;
4. de situering van woningen ten opzichte van de openbare ruimte (voortuinen);
5. de gewenste beeldkwaliteit van de te realiseren bebouwing;
6. de (beeld)kwaliteit van de te realiseren openbare ruimten;
7. beleidsaspecten met betrekking tot duurzaam bouwen;
c. Bij de opzet van het plan wordt uitgegaan van een onderscheid tussen de stedenbouwkundige hoofdstructuur die zorgt voor samenhang en herkenbaarheid op het schaalniveau van het totale plangebied, waarbij de twee woongebieden, Westpolder en Bolwerk, op een karakteristiek verschillende wijze worden uitgewerkt;
[…]
Uitwerkings- en wijzigingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012, deelplan 4 West"
Artikel 1 Van toepassing verklaring
Op dit uitwerkings- en wijzigingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012", vastgesteld op 28 maart 2013 door de gemeenteraad van Lansingerland, van toepassing, voor zover in de regels van dit uitwerkings- en wijzigingsplan niet anders is bepaald en met dien verstande dat in geval van discrepantie tussen de regels van het bestemmingsplan "Westpolder/Bolwerk 2012" en het uitwerkings- en wijzigingsplan, de regels van het uitwerkings- en wijzigingsplan van toepassing zijn.
[…]
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. maximaal 355 woningen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep en/of webwinkel waarvan:
1. minimaal 30 sociale huurwoningen;
2. maximaal 300 gestapelde woningen (appartementen en bebo's);
3. maximaal 160 grondgebonden woningen (dus excl. bebo's);
[…]
7.2 Bouwregels
[…]
7.2.2 Hoofdgebouwen (woningen)
[…]
b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoogbouw' mag zowel laagbouw als hoogbouw worden gebouwd, waarbij:
[…]
3. hoogbouw ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' en 'maximum bouwhoogte' mag maximaal zes bouwlagen al dan niet met kap bedragen met een goothoogte van maximaal 20 meter en een bouwhoogte van maximaal 25 meter, mits er in de eerste bouwlaag geen sprake is van wonen maar van maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van het wonen op de bovengelegen bouwlagen, zoals entrees, stijgpunten en bergingen;
[…]