ECLI:NL:RVS:2024:492

Raad van State

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
202201640/1/R3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan Steenwijk-Tukseweg 1 en de gevolgen voor de woon- en leefomgeving

Op 7 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende het bestemmingsplan "Steenwijk-Tukseweg 1". Dit bestemmingsplan, vastgesteld door de raad van de gemeente Steenwijkerland op 21 december 2021, voorziet in de realisering van 21 appartementen voor starters, alleenstaanden, doorstromers en senioren aan de Tukseweg 1 te Steenwijk. Het plangebied ligt op de hoek van de Tukseweg met het Steenwijkerdiep, ten westen van de binnenstad van Steenwijk.

Tegen dit besluit hebben appellanten, waaronder bewoners van het plangebied en de Ondernemersvereniging Steenwijkerdiep, beroep ingesteld. Zij vrezen dat de ontwikkeling zal leiden tot parkeerproblemen en een verslechtering van hun woon- en leefklimaat. De raad van de gemeente Steenwijkerland heeft in zijn verweerschrift gesteld dat er voldoende behoefte is aan de voorziene woningen en dat de parkeerdruk niet zal toenemen.

De Afdeling heeft de zaak op 12 december 2023 ter zitting behandeld. De appellanten hebben hun beroepsgronden deels ingetrokken, maar de Afdeling oordeelde dat de raad de behoefte aan de woningen voldoende heeft onderbouwd. Ook werd vastgesteld dat de parkeernormen zijn nageleefd en dat de voorziene ontwikkeling geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor de bezonning van de omliggende woningen. De Afdeling verklaarde de beroepen ongegrond, waarmee het bestemmingsplan in stand blijft.

Uitspraak

202201640/1/R3.
Datum uitspraak: 7 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1] en anderen, allen wonend te Steenwijk, gemeente Steenwijkerland,
2.       Ondernemersvereniging Steenwijkerdiep en omgeving, gevestigd te Giethoorn, gemeente Steenwijkerland,
appellanten,
en
de raad van de gemeente Steenwijkerland,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 21 december 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Steenwijk-Tukseweg 1" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en anderen en Ondernemersvereniging Steenwijkerdiep en omgeving beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 december 2023, waar [appellant sub 1] en anderen, van wie is verschenen [appellant sub 1A], bijgestaan door mr. A. van Lohuizen, advocaat te Apeldoorn, Ondernemersvereniging Steenwijkerdiep en omgeving, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en bijgestaan door mr. A. van Lohuizen, advocaat te Apeldoorn, en de raad, vertegenwoordigd door mr. V. Platteeuw en L. Boer, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 28 juli 2021 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
Inleiding
2.       Het plan voorziet in de realisering van 21 appartementen voor de doelgroep starters, alleenstaanden, doorstromers en senioren aan de Tukseweg 1 te Steenwijk. Het plangebied is gesitueerd op de hoek van de Tukseweg met het Steenwijkerdiep, ten westen van de binnenstad van Steenwijk in het woongebied van Steenwijk Noord.
3.       [appellant sub 1] en anderen wonen ten noorden van het plangebied. Ondernemingsvereniging Steenwijkerdiep en omgeving komen op voor de belangen van ondernemingen in onder meer de wijk Steenwijkerdiep.
[appellant sub 1] en anderen en Omgevingsvereniging Steenwijkerdiep en omgeving vrezen dat de voorziene ontwikkeling leidt tot parkeerproblemen en stellen dat de behoefte aan de voorziene ontwikkeling niet is aangetoond. Daarnaast vrezen [appellant sub 1] en anderen voor een verslechtering van hun woon- en leefklimaat.
4.       Stichting Woonconcept is de initiatiefnemer van de in het plan voorziene ontwikkeling.
Toetsingskader
5.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.
Ingetrokken beroepsgronden
6.       Op de zitting heeft Ondernemersvereniging Steenwijkerdiep en omgeving haar beroepsgrond ingetrokken dat er geen behoefte is aan de voorziene ontwikkeling.
Daarnaast hebben Ondernemersvereniging Steenwijkerdiep en omgeving en [appellant sub 1] en anderen op de zitting hun beroepsgronden ingetrokken dat de raad onvoldoende rekening heeft gehouden met de geluidsbelasting van en in de voorziene appartementen en dat artikel 3.3.1 van de planregels ten onrechte het college de vrije hand geeft om het bouwvlak te vergroten.
Behoefte
7.       [appellant sub 1] en anderen voeren aan dat de raad onvoldoende heeft onderbouwd dat er behoefte is aan de voorziene woningen. Dat er behoefte is aan woningbouw mag zo zijn, maar een concrete beoordeling daarvan en naar de soort woningen is niet gebleken. Uit de regionale Woonagenda West-Overijssel 2021-2025 (hierna: de Woonagenda) blijkt volgens hen niet dat in een behoefte wordt voorzien op de onderhavige locatie. In de Woonagenda is namelijk de onderhavige locatie niet opgenomen. Zo stelt de raad dat er een woningcontingent is van 815 woningen, maar onduidelijk is of de voorziene ontwikkeling is meegenomen in dit aantal. Het moet volgens hen gaan om een grootschalige gebiedsontwikkeling op grond van de Woonagenda en daar is volgens hen geen sprake van.
7.1.    De raad stelt zich in zijn verweerschrift op het standpunt dat het bestreden plan een herontwikkeling van bestaand stedelijk gebied mogelijk maakt. De raad wijst erop dat in paragraaf 3.3 van de plantoelichting is ingegaan op de Woonagenda en de behoefte aan woningen in Steenwijkerland. Ook wordt in de plantoelichting toegelicht waarom sprake is van behoefte. De raad geeft de voorkeur aan inbreiding in plaats van uitbreiding en daarnaast wordt met de voorziene ontwikkeling uitvoering gegeven aan de gemaakte afspraken tussen de gemeente en woningcorporaties. Het doel van deze afspraken zijn onder meer het toevoegen van sociale huurwoningen en daarmee op peil houden van de sociale huurwoningvoorraad, aldus de raad.
7.2.    In paragraaf 3.1.3 van de plantoelichting staat dat er behoefte is aan de voorziene ontwikkeling op grond van de regionale Woonagenda en het gemeentelijke beleid zoals verwoord in de Woonvisie Steenwijkerland 2017-2021 (hierna: de Woonvisie). In paragraaf 3.3 van de plantoelichting staat over de Woonagenda dat in de Woonagenda afspraken zijn gemaakt voor de periode 2020 tot 2025. Steenwijk wordt in de Woonagenda genoemd als kern waar centraal wonen het uitgangspunt is. Volgens de prognoses groeit het aantal huishoudens in de regio met circa 25.000 tot ruim 251.000 huishoudens in 2030. Mede in het licht van de huidige regionale woningtekorten en andere ontwikkelingen zoals de verstedelijkingsopgave in Deventer en Zwolle, de toenemende marktdruk en migratiestromen wil de regio een groei van 35.000 à 40.000 huishoudens tot 2030 accommoderen. In de Woonagenda staat dat de gemeenten in West-Overijssel samen tot 2030 26.000 woningen in harde en zachte plancapaciteit hebben. Dat betekent dat naast het realiseren van harde en zachte plannen ingezet zal worden op het toevoegen van extra plancapaciteit voor 9.000 à 14.000 woningen in West-Overijssel in de periode tot 2030, waarvan ongeveer de helft voor autonome behoefte en ongeveer de helft voor de extra (verstedelijkings)ambities. Inbreiding gaat daarbij voor op uitbreiding. Voor de gemeente Steenwijkerland geldt een harde plancapaciteit van 514 woningen tot 2030, een zachte plancapaciteit van 357 woningen tot 2030 en een totale plancapaciteit van 871 tot 2030. Met dit bestemmingsplan worden 21 kleine appartementen mogelijk gemaakt. Het gaat in dit geval om sociale huurwoningen. Het aantal van 21 woningen is passend binnen het programma wat voor de gemeente Steenwijkerland van toepassing.
In paragraaf 3.4.2 van de plantoelichting staat over de Woonvisie dat ten opzichte van de andere kernen van Steenwijkerland de verwachte groei van het aantal huishoudens in Steenwijk heel groot is. De gemeente wil in de kernen de leefbaarheid versterken en verpaupering van leegstaande panden tegengaan, onder andere door transformatie van deze panden. In Steenwijk en directe omgeving is de woningvraag meer stedelijk van karakter, waarmee de vraag afwijkt van die in de andere kernen. De vraag in Steenwijk en Tuk richt zich meer dan gemiddeld op rijwoningen in de koopsector en eengezinswoningen en appartementen in de (sociale) huur. De 21 appartementen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt worden gebouwd voor de doelgroep starters, doorstromers, één- en tweepersoonshuishoudens en senioren die aangewezen zijn op een sociale huurwoning. Dit plan geeft daarmee invulling aan de woonbehoefte in Steenwijk en Tuk. De 21 appartementen zijn onderdeel van het investeringsplan sociale huur voor de noordelijke kernen en Steenwijk, dat in 2018 is opgesteld door de twee grootste in Steenwijkerland actieve woningcorporaties en de gemeente. Het plan draagt daarmee bij aan de ambitie in de Prestatieafspraken Steenwijkerland 2018-2022 van gemeente en corporaties om de sociale huurwoningvoorraad op peil te houden. Het aantal woningen past daarnaast ook binnen de woonafspraken die met de provincie zijn gemaakt over de gemeentelijke woningprogrammering.
Gelet op dit alles samen ziet de Afdeling in wat is aangevoerd geen aanleiding voor de conclusie dat er geen behoefte bestaat aan de voorziene woningen. De raad heeft deugdelijk gemotiveerd dat het plan voorziet in een behoefte.
7.3.    [appellant sub 1] en anderen voeren verder aan dat de voorziene ontwikkeling ook niet valt onder een van de sleutelprojecten genoemd in de Woonagenda. Maar zelfs indien de Afdeling zou oordelen dat de voorziene ontwikkeling niet valt onder een specifiek genoemd sleutelproject als genoemd in de Woonagenda, betekent dat niet dat er geen behoefte is aan de voorziene ontwikkeling. Zoals onder 7.2 is overwogen maakt de voorziene ontwikkeling deel uit ambities uit de Woonagenda en heeft de raad voldoende gemotiveerd dat er behoefte bestaat aan de voorziene woningen.
7.4.    Gelet op het vorenstaande is de Afdeling van oordeel de raad zich op het standpunt mogen stellen dat er behoefte is aan de voorziene ontwikkeling.
Het betoog faalt.
Parkeren
8.       [appellant sub 1] en anderen en Ondernemersvereniging Steenwijkerdiep en omgeving voeren aan dat er onvoldoende rekening is gehouden met de parkeerproblematiek. [appellant sub 1] en anderen en Ondernemingsvereniging Steenwijkerdiep en omgeving stellen dat niet kan worden voldaan aan het uitgangspunt van de Nota Parkeernomen 2015 gemeente Steenwijkerland (hierna: de parkeernota). De raad stelt volgens hen ten onrechte dat er feitelijk helemaal geen parkeerdruk bestaat in de openbare ruimte, omdat er een negatief aantal te realiseren parkeerplaatsen bestaat. Hiermee geeft de raad volgens hen een onjuiste uitleg aan een beleidsregel. [appellant sub 1] en anderen en Ondernemingsvereniging Steenwijkerdiep en omgeving wijzen erop dat de gronden van het plangebied al jaren lang braak liggen en dat de raad daarom moet beoordelen hoeveel parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden uitgaande van de maximale planologische mogelijkheden. Daarvan uitgaand is het niet mogelijk om vijftien parkeerplaatsen te realiseren binnen het plangebied. Er is ook onvoldoende rekening gehouden met alternatieven.
Daarnaast vrezen [appellant sub 1] en anderen en Ondernemingsvereniging Steenwijkerdiep en omgeving voor een hoge parkeerdruk. Zo zijn de openbare parkeerplaatsen, die zijn gesitueerd nabij het plangebied, ook aangemerkt als evenemententerrein, waardoor de parkeerdruk hoog is als bewoners daar ook nog moeten parkeren. Op de zitting wijzen zij er ook op dat de nabij het plangebied gesitueerde supermarkt Aldi ook zorgt voor parkeerdruk, omdat de supermarkt zelf geen parkeerterrein heeft en bezoekers van de supermarkt dus ook toegewezen zijn op de openbare parkeerplaatsen.
Verder wijzen [appellant sub 1] en anderen erop dat de raad geen rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat er aan huis verbonden beroepen kunnen worden gevestigd in de voorziene woningen en dat voor dit soort bedrijven een hogere parkeernorm geldt dan voor woningen.
8.1.    De raad stelt in zijn verweerschrift dat voor het berekenen van de parkeercapaciteit uit wordt gegaan van de parkeernota. Voor de berekening van de parkeercapaciteit voor de voorziene ontwikkeling is een vergelijking gemaakt tussen de parkeercapaciteit voor zover op grond van de vorige plan aan de gronden de bestemming "Horeca" is toegekend en voor zover op grond van het bestreden plan aan de gronden de bestemming "Wonen - Gestapeld" is toegekend. Uit de berekening blijkt dat er geen sprake is van een toename van de parkeerdruk in de openbare ruimte, aldus de raad. Niet is aangetoond door [appellant sub 1] en anderen en Ondernemingsvereniging Steenwijkerdiep en omgeving, middels een onderbouwing of onderzoek, dat er niet kan worden voorzien in voldoende parkeerplaatsen. Geconcludeerd kan worden dat aan de normen voor parkeren wordt voldaan en dat het aspect parkeren de ontwikkelingen niet in de weg staat, aldus de raad.
8.2.    In de parkeernota staat dat het hanteren van parkeernormen van belang is om de vraag naar en aanbod van parkeerplaatsen met elkaar in evenwicht te houden. Bij een verbouw of een functiewijziging wordt het verschil in parkeerplaatsen tussen de huidige functie en de nieuwe functie op een theoretische manier berekend. Het aantal te realiseren parkeerplaatsen is de parkeernormen van de huidige situatie mits vergund respectievelijk toegestaan, minus de parkeernormen van de nieuwe situatie. Is dit een positief getal dan zijn er voldoende of te veel parkeerplaatsen. Is de uitkomst negatief dan zal dit aantal parkeerplaatsen extra gerealiseerd moeten worden om aan de parkeereis te voldoen, zo staat in de parkeernota.
8.3.    In paragraaf 2.4 van de plantoelichting staat dat binnen het plangebied op grond van het vorige plan horeca van 780 m2 bruto vloeroppervlak (hierna: bvo) was toegestaan en dat op grond van de parkeernota hiervoor een parkeernorm van 78 voertuigen van toepassing is. In de openbare ruimte zijn voor deze horeca 55 parkeerplaatsen gerealiseerd. Het bestreden plan maakt een gebouw mogelijk met 21 appartementen. De voorziene ontwikkeling valt volgens de raad onder de categorie "huur, etage" waarvoor een parkeernorm in het centrum van 0,7 parkeerplaatsen per woning van toepassing is. Dit betekent dat er een totale parkeernorm van 15 parkeerplaatsen geldt voor de voorziene ontwikkeling. In de plantoelichting staat dat er sprake is van een negatief aantal te realiseren parkeerplaatsen, namelijk -40 (15 minus 55). Er ontstaat derhalve minder parkeerdruk in de openbare ruimte.
8.4.    De Afdeling is van oordeel dat de raad voor het berekenen van de parkeerbehoefte op juiste wijze toepassing heeft gegeven aan de parkeernota. De Afdeling ziet in het aangevoerde ook geen grond voor het oordeel dat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare parkeeroverlast. Zoals volgt uit paragraaf 2.4 van de plantoelichting wordt er met de voorziene ontwikkeling geen extra beslag gelegd op openbare parkeerruimte. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het plan uitsluitend hoeft te voorzien in de parkeerbehoefte van de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt. Het plan hoeft geen bijdrage te leveren aan het oplossen van een eventueel bestaand parkeertekort in de nabijheid van het plangebied. Voor zover [appellant sub 1] en anderen en Ondernemersvereniging Steenwijkerdiep en omgeving hebben gewezen op de bestaande hoge parkeerdruk en de bijdrage daaraan van de voorziene ontwikkeling, kunnen deze gronden daarom niet slagen.
8.5.    Voor zover [appellant sub 1] en anderen stellen dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de mogelijkheid dat er aan huis verbonden beroepen kunnen worden gevestigd en dat voor dit soort beroepen een hogere parkeernorm geldt dan voor woningen, overweegt de Afdeling als volgt.
Op grond van artikel 3.4.1, aanhef en onder b, van de planregels in samenhang bezien met artikel 3.4.2 van de planregels is het in de voorziene woningen mogelijk om onder bepaalde voorwaarden aan huis verboden beroep of bedrijf uit te oefenen. Op grond van artikel 3.4.2, aanhef en onder b, van de planregels is opgenomen dat een aan huis verbonden beroep zoals opgenomen in bijlage 1 van de planregels is toegestaan als maximaal in totaal 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de woning en de bijgebouwen wordt gebruikt voor aan huis verbonden beroep(en), met dien verstande dat niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte wordt gebruikt ten behoeve van de in het onderhavige artikel en de artikelen en/of genoemde nevenactiviteiten tezamen. In artikel 3.4.2, aanhef en onder c, van de planregels is vervolgens opgenomen dat een aan huis verbonden beroep zoals opgenomen in bijlage 1 van de planregels is toegestaan als de woonfunctie van de voorziene woningen in overwegende mate niet wezenlijk wordt aangetast. Ook volgt uit artikel 1.7 van de planregels dat een aan huis verbonden beroep is gedefinieerd als een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, niet zijnde detailhandel, behoudens de ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten.
De Afdeling stelt vast dat in de parkeernota geen normen zijn opgenomen om de parkeervraag te berekenen voor aan huis verboden beroepen. De raad heeft toegelicht dat de parkeerbehoefte van de voorziene ontwikkeling in de openbare ruimte zal worden vervuld en dat er daar meer parkeerplaatsen aanwezig zijn dan strikt noodzakelijk is voor de voorziene woningen. Volgens de raad zijn er in de openbare ruimte gelet hierop voldoende parkeerplaatsen om aan de parkeervraag voor aan huis verbonden beroepen te voldoen. Zo zijn in de openbare ruimte 55 parkeerplaatsen beschikbaar voor het plangebied en is de parkeervraag voor de voorziene ontwikkeling 15 parkeerplaatsen. Dit betekent dat er 40 parkeerplaatsen beschikbaar blijven in de openbare ruimte voor de voorziene ontwikkeling. Gelet hierop en gelet op de omstandigheid dat op grond van artikel 3.4.2, aanhef en onder c, van de planregels niet meer dan 35% van de toegestane bebouwde oppervlakte van de voorziene woning wordt gebruikt ten behoeve van een aan huis verbonden beroep, ziet de Afdeling niet in dat de raad zich niet op het standpunt heeft mogen stellen dat de parkeervraag voor aan huis verbonden beroepen zodanige hoger is dan de 40 parkeerplaatsen die in de openbare ruimte beschikbaar zijn voor de 21 voorziene woningen.
8.6.    Daarom heeft de raad zich op het standpunt mogen stellen dat voor de woningen in het plangebied de genoemde parkeernorm voor de categorie "huur, etage" in het centrum kon worden gehanteerd en dat niet valt in te zien dat het toegestane gebruik van een aan huis verbonden beroep niet een zodanige parkeervraag oplevert die hoger is dan de 40 parkeerplaatsen die aanwezig zijn in de openbare ruimte.
Het betoog faalt.
Bouwhoogte en bezonning
9.       [appellant sub 1] en anderen voeren aan dat het bestemmingsplan een te hoge bouwmassa toestaat wat leidt tot aantasting van de bezonning. Zij betogen dat het bestreden plan voor de voorziene ontwikkeling ten onrechte een veel hogere bouwhoogte toestaat in vergelijking met hun eigen woningen.
Daarnaast voldoet volgens hen de voorziene ontwikkeling niet aan de minimale TNO-normen. Volgens hen wordt niet voldaan aan de TNO-norm in februari om 11.00 uur en 12.00 uur op de percelen van de [locatie 1], [locatie 2], [locatie 3] en [locatie 4]. Op 21 oktober wordt volgens hen op de percelen van de [locatie 1], [locatie 2] en [locatie 3] om 11.00 uur niet voldaan aan de TNO-norm en om 12.00 uur op de percelen van de [locatie 1], [locatie 2], [locatie 3] en [locatie 4] ook niet. Er is daarmee volgens hen sprake van aantasting van hun woon-en leefomgeving.
9.1.    De raad stelt in zijn verweerschrift dat er in de omgeving van het plangebied meerdere gebouwen met een maximale toegestane bouwhoogte van 14 m zijn. Gezien de bouwhoogtes van omliggende gebouwen sluit de voorgenomen ontwikkeling aan bij de bestaande bebouwing en heeft daarmee geen negatieve impact op het straatbeeld, aldus de raad.
Daarnaast stelt de raad dat uit de bezonningsstudie "Appartementen Steenwijk Aanvullende bezonningsstudie" van april 2021 van Ector Hoogstad Architecten (hierna: de bezonningsstudie) weliswaar blijkt dat in februari en oktober [appellant sub 1] en anderen met iets meer schaduwwerking te maken hebben ten opzichte van de huidige planologische mogelijkheden, maar in de lente en de zomer wordt wel voor alle woningen ruimschoots voldaan aan de TNO-norm. Omdat aan de TNO-norm in de lente en de zomer wordt voldaan en omdat sprake is van een beperkt verlies aan zonlicht in de wintermaanden, is de raad van mening dat het woon- en leefklimaat van [appellant sub 1] en anderen niet op onevenredige wijze wordt aangetast.
9.2.    Artikel 3.2.2, aanhef en onder d, van de planregels luidt:
"Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:
d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 14,00 meter"
9.3.    De Afdeling is van oordeel dat de raad een maximale bouwhoogte van 14 m heeft kunnen toestaan. De Afdeling stelt vast dat op grond van het bestemmingsplan "Woldpoort", vastgesteld op 29 juni 2010, dat van toepassing is op de gronden ten noorden van het plangebied, maximale toegestane bouwhoogtes van onder meer 9 m, 15 m, 20 m en 23 m van toepassing zijn. Daarnaast is voor de overige gronden rondom het plangebied het bestemmingsplan "Steenwijk en Tuk", vastgesteld op 17 september 2013, van toepassing en op grond van dit plan gelden er onder meer maximale toegestane bouwhoogtes van 9 m en 14 m. Een maximale toegestane bouwhoogte van 14 m voor de voorziene ontwikkeling is dus geen ongebruikelijke bouwhoogte in de omgeving van het plangebied. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat het plangebied is gesitueerd in stedelijk gebied.
9.4.    Verder stelt de Afdeling onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 9 mei 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1515, dat er geen wettelijke normen bestaan die zien op een minimum aantal zonuren per dag in een woning. De wetgever heeft ervoor gekozen regulering hiervan over te laten aan bestuursorganen. Dit betekent dat bestuursorganen op dit onderwerp beleidsruimte hebben. Dat neemt echter niet weg dat in het kader van de vaststelling van een bestemmingsplan een afweging dient plaats te vinden van alle bij het gebruik van de gronden betrokken belangen, waaronder het belang van omwonenden bij een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Op de zitting heeft de raad bevestigd dat hij op dit punt geen vastgesteld beleid heeft.
9.5.    Ten behoeve van de vaststelling van het plan heeft de raad de bezonningsstudie uit laten voeren om in kaart te brengen wat de invloed is van de in het bestreden plan voorziene ontwikkeling op de daglichttoetreding en bezonning op de bestaande woningen aan de Tukseweg. De bezonningsstudie is als bijlage 3 bij de plantoelichting gevoegd. De raad heeft bij de beoordeling van de gevolgen van het plan voor schaduwhinder de zogeheten lichte TNO-norm als uitgangspunt genomen, waar in de bezonningsstudie ook van uit is gegaan. Deze norm gaat uit van een minimale bezonningsduur van twee uur per dag in de periode 19 februari tot en met 21 oktober.
9.6.    In de bezonningsstudie zijn de woningen aan de [locatie 5], [locatie 6], [locatie 4], [locatie 3] en [locatie 2] beoordeeld. In de bezonningsstudie staat dat de woningen op [locatie 5] en [locatie 6] voldoen aan de lichte TNO-norm, omdat deze woningen minimaal 2 uur zon op de gevel hebben in de periode van 19 februari tot en met 21 oktober. De woning aan de [locatie 4] voldoet alleen bij de meting op de eerste dag van de onderzochte periode, namelijk op 19 februari, niet aan de lichte TNO-norm, maar de rest van het jaar wordt wel voldaan aan deze norm. Verder staat in de bezonningsstudie dat de woningen aan de [locatie 3] en [locatie 2] op de eerste dag van de onderzochte periode, namelijk 19 februari, en de laatste dag, namelijk op 21 oktober, niet aan de lichte TNO-norm voldoen. De rest van het jaar voldoen deze woningen wel aan de norm en zelfs aan de zware TNO-norm. In de bezonningsstudie staat dat dit betekent dat er tenminste drie mogelijke bezonningsuren per dag op de gevel van de woningen zijn.
9.7.    Gelet op het vorenstaande, waaronder de toelichting onder 9.1, heeft de raad zich op het standpunt kunnen stellen dat de invloed van de voorziene bebouwing die het plan mogelijk maakt op de bezonning van de percelen van [appellant sub 1] en anderen niet zodanig is dat het plan in zoverre tot een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en verblijfsklimaat leidt. Daarbij betrekt de Afdeling dat de aanspraak op zonlicht niet onbeperkt is bij woningen die zijn gesitueerd in stedelijk gebied.
9.8.    Het betoog faalt.
Conclusie
10.     De beroepen zijn ongegrond.
11.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart de beroepen ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.M.W. van Ewijk, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van Ewijk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2024
867