ECLI:NL:RVS:2024:4950

Raad van State

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
202403544/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging inschrijving ROC van Amsterdam en wettelijke grondslag

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in het beroep van [appellant] tegen de beslissing van de Raad van Bestuur van het ROC van Amsterdam. De beslissing, genomen op 30 mei 2024, hield in dat de inschrijving van [appellant] per 3 april 2024 werd beëindigd. De centrale vraag was of er een wettelijke grondslag was voor deze beëindiging op basis van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Tijdens de zitting kon de Raad van Bestuur geen wettelijke grondslag aanvoeren, en de Afdeling heeft zelf ook geen grondslag kunnen vinden. Dit leidde tot de conclusie dat de beëindiging van de inschrijving niet in stand kon blijven. De Afdeling verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het besluit van de Raad van Bestuur, herroept de eerdere beslissing en veroordeelt de Raad van Bestuur tot vergoeding van proceskosten en griffierecht aan [appellant]. De Afdeling moedigt partijen aan om in gesprek te blijven over de toekomst van [appellant] op het ROC van Amsterdam.

Uitspraak

202403544/1/A2.
Datum uitspraak: 24 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[appellant], wonend in Amsterdam,
appellant,
en
de Raad van Bestuur van het ROC van Amsterdam, (hierna: de raad)
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 24 juli 2024 om 12:00 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.J. Daalder, voorzitter
Staatsraad mr. J.E.M. Polak, rapporteur
Staatsraad mr. C.J. Borman, lid
Griffier: mr. O. van Loon
Jurist: mr. L.J.A. van Gils
Verschenen:
[appellant];
de raad, vertegenwoordigd door mr. M. Jonk en W. Gerritsen;
Het beroep richt zich tegen de beslissing van de raad van 30 mei 2024, waarbij de beëindiging van de inschrijving van [appellant] van 3 april 2024 in stand is gelaten.
De Afdeling bestuursrechtspraak:
I.        verklaart het beroep gegrond;
II.       vernietigt het besluit van de Raad van Bestuur van het ROC van Amsterdam van 30 mei 2024, met kenmerk 2032867;
III.      herroept de beslissing van de Raad van Bestuur van het ROC van Amsterdam van 3 april 2024;
IV.      veroordeelt de Raad van Bestuur van het ROC van Amsterdam tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 33,39;
V.       gelast dat de Raad van Bestuur van het ROC van Amsterdam aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 51,00 vergoedt.
Gronden:
De Afdeling ziet zich gesteld voor de vraag of de Wet educatie en beroepsonderwijs een wettelijke grondslag kent voor het beëindigen van de inschrijving van [appellant] als hier aan de orde. Op zitting heeft de Afdeling aan de raad gevraagd wat volgens hem de wettelijke grondslag is. Deze wettelijke grondslag heeft hij niet kunnen noemen. De Afdeling heeft die wettelijke grondslag zelf ook niet gevonden. Dit betekent dat de beëindiging van de inschrijving alleen al hierom niet in stand kan blijven.
Tijdens de zitting bij de Afdeling zijn partijen met elkaar in gesprek gekomen over de toekomst van [appellant] op het ROC van Amsterdam. De Afdeling hoopt dat partijen dit overleg voortzetten en samen een vervolg kunnen geven aan deze uitspraak.
w.g. Daalder
voorzitter
w.g. Van Loon
griffier
284-1043