ECLI:NL:RVS:2024:5023
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen niet-ontvankelijk verklaring asielaanvragen door de minister van Asiel en Migratie
Op 5 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen, die de Syrische nationaliteit hebben, tegen de niet-ontvankelijk verklaring van hun asielaanvragen door de minister van Asiel en Migratie. De minister had op 20 augustus 2024 besloten om de aanvragen niet-ontvankelijk te verklaren, omdat hij Canada als een veilig derde land beschouwde. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. J. van Veelen-de Hoop, hebben tegen deze beslissing beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 30 september 2024 de beroepen ongegrond verklaarde. Hierop hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de vreemdelingen met aanvullende stukken in hoger beroep voldoende hebben aangetoond dat zij niet de band met Canada hebben die de minister veronderstelde. De Raad van State oordeelde dat de grief van de vreemdelingen slaagde en dat het hoger beroep gegrond was. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de besluiten van de minister werden ongeldig verklaard. De minister werd bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 2.625,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de minister om zorgvuldig om te gaan met asielaanvragen en de afweging van de veiligheid van derde landen, evenals de rechten van vreemdelingen in het asielproces.