ECLI:NL:RVS:2024:5044
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de minister van Asiel en Migratie
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, die op 19 november 2024 het beroep van de vreemdeling tegen de bewaring door de minister van Asiel en Migratie ongegrond verklaarde. De minister had op 29 oktober 2024 besloten om de vreemdeling in bewaring te stellen. De rechtbank oordeelde dat de bewaring rechtmatig was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Jankie, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 9 december 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de eerdere uitspraak. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de Afdeling nam de motivering van de rechtbank over. Er waren geen vragen in het hogerberoepschrift die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
De Afdeling zag ook geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 9 december 2024, en de beslissing werd vastgesteld door mr. J.C.A. de Poorter, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.