ECLI:NL:RVS:2024:5139

Raad van State

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
11 december 2024
Zaaknummer
202406488/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bindend negatief studieadvies Universiteit Leiden en administratief beroep

In deze zaak heeft de examencommissie van de faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden een bindend negatief studieadvies (BNSA) gegeven aan de appellant, die in het studiejaar 2023-2024 de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid volgde. De examencommissie heeft dit advies gebaseerd op het feit dat de appellant slechts 5 studiepunten heeft behaald, terwijl de norm voor de propedeutische fase 45 studiepunten bedraagt. De appellant heeft tegen deze beslissing administratief beroep ingesteld, dat op 2 oktober 2024 door het college van beroep voor de examens ongegrond is verklaard. De appellant stelt dat hij studievertraging heeft opgelopen door persoonlijke omstandigheden, waaronder een moeilijke periode na zijn vlucht uit Turkije en problemen met de Nederlandse taal.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard. De Afdeling oordeelt dat het college voldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de appellant, zoals blijkt uit de hinderverklaringen die zijn afgegeven door de studentendecaan. Deze verklaringen gaven aan dat de appellant gedurende een bepaalde periode ernstig gehinderd was in zijn studieprestaties. Echter, de Afdeling concludeert dat de studievertraging niet volledig kan worden toegeschreven aan deze omstandigheden, aangezien de appellant in het studiejaar slechts 5 van de benodigde 45 studiepunten heeft behaald.

Daarnaast heeft de Afdeling het beroep van de appellant op onvoldoende begeleiding tijdens zijn studie verworpen. De studieadviseur had regelmatig contact met de appellant en had maatregelen getroffen om hem te ondersteunen, zoals het regelen van een taalbuddy en het toestaan van herkansingen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd eveneens afgewezen, omdat de appellant niet kon aantonen dat zijn situatie vergelijkbaar was met die van een andere student die wel uitstel van het BSA had gekregen. De Afdeling concludeert dat het college het BNSA en de bijbehorende afwijzing terecht in stand heeft gelaten en dat er geen proceskosten hoeven te worden vergoed.

Uitspraak

202406488/1/A2.
Datum uitspraak: 29 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
en
het college van beroep voor de examens van de Universiteit Leiden,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 29 november 2024 om 10:00 uur.
Tegenwoordig:
staatsraad mr. N. Verheij, voorzitter
griffier: mr. A.J. Jansen
Verschenen:
[appellant], bijgestaan door mr. R. Verspaandonk, advocaat in Den Haag;
het college, vertegenwoordigd door mr. E.M.A. van der Linden en mr. J. Robbe.
====================================
De examencommissie heeft namens het bestuur van de faculteit der Rechtsgeleerdheid [appellant] een bindend negatief studieadvies (hierna: BNSA) gegeven. De examencommissie heeft daaraan een afwijzing verbonden als bedoeld in artikel 7.8b, derde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.
Bij beslissing van 2 oktober 2024 heeft het college het door [appellant] daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard. Het beroep richt zich tegen deze beslissing.
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond.
Gronden:
- [appellant] volgde in het studiejaar 2023-2024 de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit Leiden. Hij heeft in dat jaar 5 studiepunten behaald voor een Engelstalig vak. Daarmee heeft hij niet voldaan aan de voor de propedeutische fase geldende BSA-norm van 45 studiepunten. [appellant] voert aan dat hem uitstel van BSA had moeten worden verleend omdat hij studievertraging heeft opgelopen door persoonlijke omstandigheden. Hij is na een moeilijke periode gevlucht uit Turkije en heeft moeite met de Nederlandse taal.
- De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat het college bij de besluitvorming onvoldoende rekening heeft gehouden met deze persoonlijke omstandigheden. Het college is afgegaan op wat [appellant] bij het college over die omstandigheden heeft aangevoerd en de door de studentendecaan afgegeven hinderverklaringen. In de hinderverklaringen van 24 juli 2024 en 24 september 2024 staat dat [appellant] door persoonlijke omstandigheden bij het verrichten van studieprestaties van 1 november 2023 tot en met 31 augustus 2024 zeer gehinderd was en voor 33,3% niet in staat was om te studeren. [appellant] heeft geen gronden aangevoerd die leiden tot het oordeel dat het college niet op deze hinderverklaringen heeft kunnen afgaan. Uit de hinderverklaringen volgt dat [appellant] 30 studiepunten had moeten kunnen behalen. Omdat hij in het studiejaar 2023-2024 slechts 5 studiepunten heeft behaald, wordt de studievertraging niet geheel verklaard door de aangevoerde persoonlijke omstandigheden.
- De Afdeling volgt [appellant] niet in zijn betoog dat hij tijdens zijn opleiding onvoldoende is begeleid. Blijkens de verklaring van de studieadviseur van 3 september 2024 heeft zij veelvuldig contact gehad met [appellant] over de aanpak en voortgang van de opleiding. Zij heeft voor [appellant] een taalbuddy geregeld. Ook is met de situatie van [appellant] rekening gehouden door hem toestemming te geven om tentamens met een lager cijfer dan vier te herkansen. Verder is niet is gebleken dat [appellant] tijdens zijn studiejaar heeft aangegeven dat hij behoefte had aan meer of andere begeleiding.
- Dat de studieadviseur blijkens haar voornoemde verklaring enige coulance had verwacht bij de besluitvorming over het studieadvies, betekent niet dat het college het aantal behaalde studiepunten niet relevant had mogen achten. [appellant] heeft slechts 5 studiepunten behaald.
-  Het beroep van [appellant] op het gelijkheidsbeginsel slaagt niet. Op zitting is gebleken dat het hem alleen nog gaat om een Turkse vluchteling die ook heeft deelgenomen aan de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid, maar wel een uitstel van het BSA heeft gekregen. Niet is gebleken dat dit een vergelijkbaar geval is. Anders dan [appellant], is de andere student begonnen in het studiejaar 2020-2021 en heeft daarvoor al een studie Rechtsgeleerdheid of een vergelijkbare opleiding gevolgd in Turkije. Deze student behaalde in het eerste jaar 10 studiepunten in Nederlandstalige vakken en voor hem gold wegens de coronapandemie een verlaagde BSA-norm van 40 studiepunten.
- De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat het college het BNSA en de daaraan verbonden afwijzing niet in stand heeft mogen laten.
- Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Jansen
griffier
609