ECLI:NL:RVS:2024:5139
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Bindend negatief studieadvies Universiteit Leiden en administratief beroep
In deze zaak heeft de examencommissie van de faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Leiden een bindend negatief studieadvies (BNSA) gegeven aan de appellant, die in het studiejaar 2023-2024 de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid volgde. De examencommissie heeft dit advies gebaseerd op het feit dat de appellant slechts 5 studiepunten heeft behaald, terwijl de norm voor de propedeutische fase 45 studiepunten bedraagt. De appellant heeft tegen deze beslissing administratief beroep ingesteld, dat op 2 oktober 2024 door het college van beroep voor de examens ongegrond is verklaard. De appellant stelt dat hij studievertraging heeft opgelopen door persoonlijke omstandigheden, waaronder een moeilijke periode na zijn vlucht uit Turkije en problemen met de Nederlandse taal.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het beroep van de appellant ongegrond verklaard. De Afdeling oordeelt dat het college voldoende rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de appellant, zoals blijkt uit de hinderverklaringen die zijn afgegeven door de studentendecaan. Deze verklaringen gaven aan dat de appellant gedurende een bepaalde periode ernstig gehinderd was in zijn studieprestaties. Echter, de Afdeling concludeert dat de studievertraging niet volledig kan worden toegeschreven aan deze omstandigheden, aangezien de appellant in het studiejaar slechts 5 van de benodigde 45 studiepunten heeft behaald.
Daarnaast heeft de Afdeling het beroep van de appellant op onvoldoende begeleiding tijdens zijn studie verworpen. De studieadviseur had regelmatig contact met de appellant en had maatregelen getroffen om hem te ondersteunen, zoals het regelen van een taalbuddy en het toestaan van herkansingen. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel werd eveneens afgewezen, omdat de appellant niet kon aantonen dat zijn situatie vergelijkbaar was met die van een andere student die wel uitstel van het BSA had gekregen. De Afdeling concludeert dat het college het BNSA en de bijbehorende afwijzing terecht in stand heeft gelaten en dat er geen proceskosten hoeven te worden vergoed.