ECLI:NL:RVS:2024:5152

Raad van State

Datum uitspraak
29 november 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
202406563/1/A2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bindend negatief studieadvies aan studente Bedrijfskunde van De Haagse Hogeschool

Op 4 juli 2024 heeft de examencommissie van de opleiding Bedrijfskunde aan De Haagse Hogeschool een bindend negatief studieadvies (BNSA) gegeven aan de appellante. Dit besluit werd genomen na een evaluatie van haar studieresultaten, waarbij zij in drie jaar tijd respectievelijk 16, 35 en 43 studiepunten behaalde, terwijl de norm voor de propedeutische fase op 50 punten ligt. Na het studiejaar 2021-2022, waarin uitstel van het BSA werd verleend vanwege de coronapandemie, kreeg appellante opnieuw uitstel wegens persoonlijke omstandigheden. Dit laatste uitstel was echter onder de voorwaarde dat zij in het studiejaar 2023-2024 haar propedeuse zou behalen.

Op 15 oktober 2024 verklaarde het college van beroep voor de examens het administratief beroep van appellante tegen het BNSA ongegrond. Appellante stelde dat haar lichamelijke en psychische klachten haar studievoortgang ernstig hadden belemmerd en dat het college ten onrechte had geoordeeld dat deze omstandigheden niet de volledige studievertraging verklaarden. De decaan had in een advies aangegeven dat er medische omstandigheden waren, maar dat deze niet verklaarden waarom appellante in het studiejaar 2023-2024 geen studiepunten had behaald.

De Raad van State oordeelde dat het college voldoende redenen had om het BNSA te handhaven. Het feit dat appellante in vier jaar tijd slechts 43 studiepunten had behaald en in het laatste jaar geen enkel punt, gaf het college reden om te twijfelen aan haar geschiktheid voor de opleiding. De Raad concludeerde dat het college geen grond had om het BNSA te vernietigen en dat appellante geen recht had op proceskostenvergoeding.

Uitspraak

202406563/1/A2.
Datum uitspraak: 29 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[appellante], wonend in [woonplaats],
appellante,
en
het college van beroep voor de examens van De Haagse Hogeschool,
verweerder.
Openbare zitting gehouden op 29 november 2024 om 11:00 uur.
Tegenwoordig:
staatsraad mr. N. Verheij, voorzitter
griffier: mr. A.J. Jansen
Verschenen:
[appellante], bijgestaan door mr. R. Verspaandonk, advocaat in Den Haag;
het college, vertegenwoordigd door mr. M.H. Heleman en L. Couto Gestal.
Bij beslissing van 4 juli 2024 heeft de examencommissie van de opleiding Bedrijfskunde [appellante] een bindend negatief studieadvies (hierna: BNSA) gegeven.
Bij beslissing van 15 oktober 2024 heeft het college het door [appellante] daartegen ingestelde administratief beroep ongegrond verklaard. Het beroep richt zich tegen deze beslissing.
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond.
Gronden:
- [appellante] is in het studiejaar 2020-2021 gestart met de studie Bedrijfskunde aan De Haagse Hogeschool. Voor de propedeutische fase geldt een BSA-norm van 50 punten. [appellante] heeft na het eerste studiejaar 16 punten behaald, na het tweede studiejaar 35 punten en na het derde studiejaar 43 punten. Aan het einde van het studiejaar 2021-2022 hebben alle studenten uitstel van het BSA gekregen wegens de coronapandemie. De examencommissie heeft [appellante] aan het eind van de studiejaren 2021-2022 en 2022-2023 uitstel van het BSA verleend wegens persoonlijke omstandigheden. Aan het laatste uitstel is de voorwaarde verbonden dat [appellante] de propedeuse in het studiejaar 2023-2024 moet behalen. Zij heeft in dat studiejaar echter geen studiepunten behaald waarna de examencommissie haar een BNSA heeft gegeven.
- Het beroep van [appellante] komt in de kern erop neer dat het college het BNSA had moeten vernietigen, omdat zij in het studiejaar 2023-2024 door lichamelijke en psychische klachten vrijwel niet in staat was om aan onderwijs deel te nemen. Het college heeft zich ten onrechte gebaseerd op de conclusie van de decaan dat de medische omstandigheden niet de gehele studievertraging verklaren. Volgens [appellante] heeft de decaan de invloed van die omstandigheden op de studievoortgang niet exact kunnen vaststellen en dat mag niet in haar nadeel worden uitgelegd zonder raadpleging van een medisch specialist. Ook voert [appellante] aan dat het college ten onrechte heeft meegewogen dat niet aannemelijk is dat zij haar propedeuse alsnog binnen een half jaar zal behalen.
- Niet is in geschil dat [appellante] door de vroeggeboorte van haar zoontje op 25 juni 2022 een periode van medische problemen heeft gehad. Daarom is haar aan het eind van de studiejaren 2021-2022 en 2022-2023 uitstel van het BSA verleend wegens persoonlijke omstandigheden. Vaststaat dat [appellante] in het studiejaar 2023-2024 geen enkel studiepunt heeft behaald. Zij heeft in dat jaar geen onderwijs gevolgd, maar heeft zich wel ingeschreven voor twee tentamens. Eén tentamen heeft zij afgelegd zonder succes en voor het andere tentamen is zij niet verschenen. De decaan heeft in een advies geconcludeerd dat [appellante] middels een medische verklaring voldoende heeft aangetoond dat er medische omstandigheden waren die van invloed zijn geweest op de studievoortgang, maar die omstandigheden verklaren niet dat zij geen enkele vooruitgang heeft geboekt in het studiejaar 2023-2024. [appellante] heeft geen gronden aangevoerd die leiden tot het oordeel dat de examencommissie en het college niet op dit advies mochten afgaan.
De decaan heeft kennisgenomen van de door [appellante] overgelegde medische verklaring en heeft kennis van de aard van de studie. Uit de omstandigheid dat de decaan de invloed van de persoonlijke omstandigheden op de studievoortgang niet exact heeft vastgesteld, volgt niet dat [appellante] helemaal niet in staat was om te studeren.
- Anders dan [appellante] betoogt, was er voor het college voldoende reden om geen vertrouwen in de studievoortgang te hebben. Het college heeft bij de beoordeling of de [appellante] geschikt geacht kan worden voor de opleiding mogen betrekken dat zij in vier jaar tijd slechts 43 studiepunten heeft behaald en in het laatste jaar geen enkel studiepunt. Gelet op dit studieresultaat heeft het college, in reactie op de wens van [appellante] om haar propedeuse alsnog binnen een half jaar te behalen, zich op het standpunt mogen stellen dat niet aannemelijk is dat zij daarin zal slagen.
- Gelet op het voorgaande heeft het college in de door [appellante] naar voren gebrachte omstandigheden geen grond hoeven zien om het BNSA te vernietigen.
- Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Jansen
griffier
609