ECLI:NL:RVS:2024:5187
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de beslissing van de minister van Asiel en Migratie om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De minister heeft deze beslissing genomen op 22 oktober 2024. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 29 november 2024 het beroep ongegrond heeft verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. R.W.J.L. Loonen, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 12 december 2024 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet gericht is tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft uitgelegd waarom deze uitspraak volgens hem onjuist is. Hierdoor kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep, wat leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt eveneens afgewezen. De minister wordt niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. D.I. Schipper, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 december 2024.