ECLI:NL:RVS:2024:5237

Raad van State

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
202300389/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake invordering dwangsom door burgemeester Vlaardingen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 december 2022, waarin het beroep tegen de invordering van een dwangsom door de burgemeester van Vlaardingen ongegrond werd verklaard. De burgemeester had op 8 september 2021 een last onder dwangsom opgelegd aan [appellant] wegens overtreding van artikel 2.87 van de Algemene Plaatselijke Verordening Vlaardingen 2019. Dit besluit volgde op een rapportage van de politie, waarin werd gesteld dat [appellant] op 7 oktober 2021 opnieuw deze bepaling had overtreden, wat resulteerde in een verbeurde dwangsom van € 10.000.

De rechtbank oordeelde dat de burgemeester terecht had vastgesteld dat [appellant] op de betreffende datum met zijn auto op een parkeerterrein aanwezig was met het kennelijke doel om drugs te verhandelen, en dat hij daarmee de openbare orde had verstoord. [appellant] had in zijn hoger beroep geen nieuwe gronden aangevoerd die de eerdere beoordeling door de rechtbank konden weerleggen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 9 december 2024 ter zitting behandeld, waar de burgemeester werd vertegenwoordigd door mr. F. Amouri en E.J. Vruggink.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat het hoger beroep ongegrond is en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 18 december 2024.

Uitspraak

202300389/1/A3.
Datum uitspraak: 18 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 22 december 2022 in zaak nr. 22/2447 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Vlaardingen.
Procesverloop
Bij besluit van 19 november 2021 heeft de burgemeester een door [appellant] verbeurde dwangsom ingevorderd.
Bij besluit van 20 april 2022 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 22 december 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 december 2024, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. F. Amouri en vergezeld door E.J. Vruggink, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.       De burgemeester heeft [appellant] bij besluit van 8 september 2021 een last onder dwangsom opgelegd wegens overtreding van artikel 2.87 van de Algemene Plaatselijke Verordening Vlaardingen 2019. Omdat de burgemeester het op grond van een rapportage van de politie aannemelijk acht dat [appellant] op 7 oktober 2021 opnieuw deze bepaling heeft overtreden, heeft [appellant] een dwangsom verbeurd van € 10.000. In de besluitvorming gaat het om de invordering van dit bedrag.
Uitspraak van de rechtbank
2.       De burgemeester heeft zich volgens de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat [appellant] op 7 oktober 2021 met zijn auto op een parkeerterrein aanwezig was met het kennelijke doel om drugs te verhandelen en dat hij daarom voormelde bepaling heeft overtreden, alsmede dat het aannemelijk is dat [appellant] daarmee de openbare orde heeft verstoord. Verder heeft [appellant] volgens de rechtbank geen bijzondere omstandigheden aangedragen en aannemelijk gemaakt die tot de conclusie leiden dat invordering van de dwangsom in dit geval onevenredig is.
Hoger beroep
3.       De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. [appellant] heeft geen redenen aangevoerd waarom de gemotiveerde beoordeling van die gronden in de aangevallen uitspraak onjuist of onvolledig zou zijn. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder 7.1 tot en met 8.3 opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd.
Conclusie
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Sluis
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 december 2024
802