ECLI:NL:RVS:2024:5312
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke vrijheidsontneming
Op 18 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een zaak tussen de minister van Asiel en Migratie en een vreemdeling. De minister had op 20 november 2024 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan de vreemdeling. De rechtbank Den Haag had op 17 december 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard, de wijziging van de tenuitvoerlegging van de maatregel bevolen en schadevergoeding toegekend. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist.
De rechtbank had de minister opgedragen om de vrijheidsontnemende maatregel per direct op een andere plaats dan het Justitieel Complex Schiphol ten uitvoer te leggen, omdat de maatregel niet in een gespecialiseerde accommodatie voor vreemdelingenbewaring werd uitgevoerd. De minister voerde aan dat de rechtbankuitspraak zou leiden tot onomkeerbare gevolgen, omdat hij dan alle vreemdelingen in het JCS naar andere accommodaties zou moeten overplaatsen, waarvoor onvoldoende capaciteit beschikbaar was. Dit zou betekenen dat aan hen toegang tot het Schengengebied zou moeten worden verleend.
De voorzieningenrechter oordeelde dat onder de gegeven omstandigheden het door de minister ingeroepen grensbewakingsbelang doorslaggevend was. Daarom werd de gevraagde voorlopige voorziening getroffen, en werd bepaald dat de vrijheidsontnemende maatregel niet in een andere bewaringsaccommodatie ten uitvoer gelegd hoefde te worden totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist. De minister hoefde geen proceskosten te vergoeden.