ECLI:NL:RVS:2024:5313
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke vrijheidsontneming
Op 18 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een zaak tussen de minister van Asiel en Migratie en een vreemdeling. De minister had op 7 november 2024 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan de vreemdeling. De rechtbank Den Haag had op 17 december 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de minister opgedragen om de maatregel per direct op een andere locatie dan het Justitieel Complex Schiphol uit te voeren. De minister ging in hoger beroep tegen deze uitspraak en verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij de uitspraak van de rechtbank niet hoefde uit te voeren totdat de Afdeling op het hoger beroep had beslist.
De voorzieningenrechter heeft de vreemdeling in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek van de minister, maar er is geen reactie ontvangen. De rechtbank had geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel niet in een gespecialiseerde accommodatie voor vreemdelingenbewaring werd uitgevoerd, wat in strijd was met artikel 10, eerste lid, van de Opvangrichtlijn. De minister voerde aan dat de rechtbankuitspraak zou leiden tot onomkeerbare gevolgen, omdat hij dan alle vreemdelingen in het JCS naar andere accommodaties zou moeten overplaatsen, waarvoor onvoldoende capaciteit beschikbaar was.
De voorzieningenrechter heeft het belang van grensbewaking als doorslaggevend beschouwd en heeft besloten de gevraagde voorlopige voorziening te treffen. Dit betekent dat de vrijheidsontnemende maatregel niet in een andere bewaringsaccommodatie ten uitvoer gelegd hoeft te worden totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.